Samenvatting
Doel
Een beeld verkrijgen van de omvang en de kwaliteit van de antistollingsbehandeling met cumarinederivaten in Nederland, die wordt uitgevoerd door de trombosediensten.
Opzet
Descriptief.
Methode
Gegevens werden ontleend aan de medisch jaarverslagen van 62 van de 63 trombosediensten in Nederland, over 1998-2002. In 2002 werden 325.072 patiënten behandeld en 4.469.730 INR-bepalingen verricht. De halfjaarlijkse getallen van de trombosediensten werden omgerekend naar een gemiddeld percentage per jaar per trombosedienst en vervolgens naar een gemiddeld percentage per jaar.
Resultaten
Van de patiënten werd 73 behandeld voor een arteriële en 27 voor een veneuze indicatie. Afhankelijk van de gewenste intensiteit van de antistollingsbehandeling, lag bij patiënten die langdurig cumarinederivaten gebruiken, gemiddeld 74-78 van de INR-waarden binnen de therapeutische grenswaarden en gemiddeld 6-10 eronder. Het gemiddelde aantal ernstige bloedingscomplicaties per 100 behandelingsjaren bedroeg 1,0. Het percentage patiënten met acenocoumarol was gemiddeld 79 en met fenprocoumon 21. Bij gebruik van acenocoumarol lag gemiddeld 72-77 binnen de therapeutische grenswaarden en bij gebruik van fenprocoumon 79-82. In de laatste jaren was het aantal behandelde patiënten toegenomen, vooral vanwege atriumfibrilleren. De percentages INR-waarden binnen het therapeutische gebied waren in de laatste jaren constant gebleven of iets hoger geworden.
Conclusie
De kwaliteit van de antistollingsbehandeling met cumarinederivaten was in Nederland redelijk tot goed.
Reacties