artikel
Fysiek afstand houden en mond-neusmaskers en oogbescherming gebruiken zijn behoorlijk effectieve maatregelen tegen de verspreiding van SARS-CoV-2 (Lancet. 2020; online 1 juni).
In afwachting van een geneesmiddel of vaccinatie is preventie het enige middel in de strijd tegen COVID-19. Om besmetting van persoon op persoon te voorkomen, zetten we in medische én niet-medische setting verschillende niet-farmaceutische interventies in, zoals mond-neusmaskers, oogbescherming en fysiek afstand houden. Voor veel virale infecties, zoals influenza, is de effectiviteit van deze voorzorgsmaatregelen eerder onderzocht. Deze uitkomsten gaan waarschijnlijk niet op voor de verspreiding van SARS-CoV-2 of aanverwante coronavirussen, waarvoor tot nu toe niet duidelijk was hoe effectief de maatregelen zijn. Een consortium van onderzoekers heeft daarom in opdracht van de WHO een systematische review gedaan naar de effecten van fysiek afstand houden en het gebruik van mond-neusmaskers en oogbescherming op verspreiding van SARS-CoV-2, SARS-CoV en MERS-CoV.
De onderzoekers analyseerden 44 vergelijkende, niet-gerandomiseerde observationele studies die 1 of meer van de beschermingsmaatregelen bekeken tot 3 mei 2020. De studies omvatten in totaal 25.697 patiënten met covid-19, SARS of MERS.
Ze vonden een sterke associatie tussen de nabijheid van een besmet persoon en transmissie: het infectierisico was hoger bij < 1 meter afstand dan bij ≥ 1 meter afstand (absoluut risico (AR): 12,8% vs. 2,6%; risicoverschil -10,2; 95%-BI: -11,5- -7,5). Het zou nóg effectiever zijn om ≥ 2 meter afstand te houden. Het gebruik van een mond-neusmasker verlaagde het infectierisico (AR: 3,1% met masker vs. 17,4% zonder masker; risicoverschil -14,3%; 95%-BI: -15,9- -10,7), waarbij N95- of soortgelijke maskers beter uit de verf kwamen dan chirurgische maskers. Het gebruik van maskers leek bovendien binnen de gezondheidszorg beter te werken dan daarbuiten.
Oogbescherming was ook geassocieerd met een lager infectierisico (AR: 5,5% met bescherming vs. 16,0% zonder bescherming; risicoverschil -10,6%; 95%-BI: -12,5- -7,7). Volgens de Cochrane- en de GRADE-methode hadden de uitkomsten een lage (maskers en oogbescherming) tot middelmatige (fysieke afstand) bewijskracht.
De onderzoekers benadrukken wel dat de analyse ook aantoont dat geen van deze preventieve maatregelen volledige bescherming biedt: er moet goed rekening worden gehouden met de context waarin de maatregelen plaatsvinden.
Wetenschappelijk bewijs ontbreekt
Buiten in de rij staan voor winkels, elkaar binnen ontwijken en nergens te dicht bij andere mensen komen: sociaal distantiëren is de norm geworden. De tweemeterregel heeft ook ernstige gevolgen voor scholen, cafes, restaurants en ons vermogen om over ons dagelijks leven te gaan. De regering is dit beleid aan het evalueren, maar wat is het bewijs dat het houden van deze afstand enig verschil maakt voor het oplopen van Covid-19? Het referaat van Harmans geeft onvoldoende kritische evaluatie.
Een recent invloedrijk overzichtsartikel in The Lancet van 172 studies leverde bewijs ter ondersteuning van fysieke distantiëring van een meter of meer. Dit klinkt indrukwekkend, maar alle studies waren retrospectief en lijden aan bias die de betrouwbaarheid van hun bevindingen ondermijnen. Een daarvan is recall-bias die ontstaat wanneer in onderzoeksdeelnemers zich eerdere gebeurtenissen niet goed herinneren. En het is problematisch wanneer studies terugkijken op hoe mensen zich gedroegen, met inbegrip van hoe ver ze van anderen stonden.
Belangrijker is dat in slechts vijf van de 172 studies specifiek gemeld wordt over de relatie van Covid-19 blootstelling en nabijheid met infectie. Deze studies omvatten in totaal slechts 477 patiënten, met 26 echte gevallen van infectie. In slechts één studie werd een specifieke afstandsmaatregel gemeld: "kwam binnen zes voet van de indexpatiënt". Het resultaat toonde geen effect van afstand op het krijgen van Covid.
In een andere studie met 121 gezondheidswerkers die blootgesteld waren aan een patiënt met niet-herkende Covid-19, testen drie werknemers positief. Alle drie hadden onbeschermd contact met de patiënt: twee droegen geen gezichtsmasker, gasmasker, oogbescherming of jas, waardoor het onmogelijk was om de specifieke effecten van afstandhouden te identificeren. In de ene studie met het meest substantiële effect werd geen afstandsmaatregel gemeld. Het werd ontworpen om het verband tussen slaapkwaliteit, stress en risico op infectie te testen, niet afstandhouden.
Nadere onafhankelijke beoordeling van 15 studies opgenomen in het overzichtsartikel, toonden meerdere inconsistenties in de gegevens, numerieke fouten en ondeugdelijke methoden in 13 daarvan. Toen veronderstellingen over afstand werden gemaakt, konden we geen van deze repliceren.
Zouden zogenoemde super-spreading events meer bewijs laten zien? Na een optreden van een koor in Skagit County, Washington, werden bij de aanwezigen 32 gevallen van Covid-19 bevestigd. Maar hoe Covid-19 werd doorgegeven is niet vastgesteld. Verschillende mogelijkheden voor druppeloverdracht waren mogelijk, maar ook overdracht via objecten waarop zich mogelijk het virus bevond. De koorleden zaten wel dicht bij elkaar, maar deelden ook koekjes en sinaasappels. Niemand meldde fysiek contact. Belangrijke informatie ontbreekt.
Het Lancet-onderzoek zegt dat "robuuste gerandomiseerde onderzoeken nodig zijn om het bewijs voor [sociale distantiërende] interventies beter te onderbouwen". We zijn het niet oneens. De evaluatie van niet-farmaceutische maatregelen voor pandemische influenza laat zien dat de bewijsbasis voornamelijk was gebaseerd op observationele studies, van slechte kwaliteit. Het bewijs toont dat het risico op het krijgen van infecties hoger is in gezondheidszorginstellingen dan in de gemeenschap, en binnenshuis hoger dan buiten. Wat het bewijs niet kan zeggen is of er een bepaalde afstand is die uw risico vermindert. De neiging om informatie te ontwikkelen, te interpreteren en te rapporteren ter bevestiging van iemands eerdere overtuigingen (bevestigingsbias) verdraait ons denken en kan een significant effect hebben op het goed functioneren van de samenleving omdat het een verkeerde voorstelling van het bewijs geeft. Veel van de bewijzen die het beleid bij deze uitbraak bepalen, zijn van slechte kwaliteit. Laten we hopen dat de op bewijs gebaseerde besluitvorming op een gegeven moment zal worden hervat.
Dick Bijl, namens Carl Heneghan en Tom Jefferson, resp. directeur en honorary researcher bij het Centre for Evidence-Based Medicine, Universiteit Oxford.