Nieuwe strategieën voor screening op cervixcarcinoom

The publication of a practice guideline for primary and secondary prevention of cervical cancer by the Dutch College of General Practitioners was appropriate since the vaccination against two high-risk human papillomaviruses (hr-HPV 16 and 18) was recently included in the National Immunization Programme of the Netherlands. Despite vaccination, population-based screening for cervical neoplasia needs to be continued. Moreover, it will take over a decade before vaccination will affect the prevalence of cervical neoplasia. Short term improvement of prevention of cervical neoplasia should therefore focus on screening technology and strategy. Molecular tests based on detection of hr-HPV or DNA changes occurring early in cervical carcinogenesis might improve the efficacy of the screening, which in the Netherlands is currently done by Pap smear. In addition, the high number of women not responding on an invitation for screening might be reduced by a self-sampling approach.

De nieuwe NHG-standaard ‘Preventie en vroegdiagnostiek van cervixcarcinoom’ kwam op het juiste moment. In de media was veel aandacht voor de introductie in het Rijksvaccinatieprogramma van een profylactisch vaccin tegen twee hoogrisicotypen van het Humaan papillomavirus (hrHPV), de typen 16 en 18. Door al die aandacht ontstond onzekerheid bij meisjes en ouders over het nut en de veiligheid van de vaccinatie. Huisartsen zullen als eerste vragen krijgen over dit onderwerp. De NHG-standaard, waarvan de samenvatting elders in dit tijdschrift is gepubliceerd,1 voorziet in wetenschappelijk goed onderbouwde informatie over vaccinatie en belicht ook de bestaande onzekerheden.

De twee typen hrHPV waartegen gevaccineerd wordt, veroorzaken ongeveer 70% van de cervixcarcinomen.2 Daarom blijft het nodig te screenen op hooggradige cervicale intra-epitheliale neoplasie (CIN2/3), zodat men deze op tijd kan behandelen en cervixcarcinoom kan voorkomen. Het is terecht dat de nieuwe NHG-standaard dit uitdrukkelijk vermeldt. Een punt dat helaas minder aandacht krijgt…

Artikelinformatie

30 juni 2009

Citeer dit artikel als

Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:A628

Vakgebied

Verloskunde/gynaecologie

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum Groningen, afd. Obstetrie en Gynaecologie, subafd. Gynaecologische Oncologie, Groningen.

Drs. J.J.H. Eijsink, arts; prof.dr. A.G.J. van der Zee, gynaecologisch oncoloog.

Contact prof.dr. A.G.J. van der Zee (a.g.j.van.der.zee@og.umcg.nl)

Verantwoording

Belangenconflict: prof.dr. A.G.J. van der Zee is lid van de wetenschappelijke raad van Oncomethylome Sciences. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 20 april 2009