Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, Centraal secretariaat, Postbus 20061, 3502 LB Utrecht. Dr.P.R.Hein, 2e secretaris.
J.J.P.M.Pieters, G.A.J.Dunselman en R.F.H.J.Hulsmans (Maastricht), Bowenoïde papulose (BP) werd in 1978 door Wade et al. geïntroduceerd ter beschrijving van multifocale, papuleuze, verrukeuze en gepigmenteerde afwijkingen in de genitale regio, die histologisch gelijken op de ziekte van Bowen. BP wordt vaak gezien in samenhang met humane papillomavirusinfecties (HPV). Bij deze patiëntdemonstratie gaat het om een virgo intacta, zonder heteroseksuele contacten. Reeds jaren had zij een jeukend plekje op het labium minus links.
De chronologie der gebeurtenissen: proefbiopt 1: verruca vulgaris; proefbiopt 2: Bowenoïde papulose; immunohistochemisch onderzoek: reactieve kernen; HPV-typering: geen virus aantoonbaar; colposcopie: ‘flat condyloma’, hierin werd evenmin virus aangetoond; resectie van het gehele labium minus: BP overgaand in invasief plaveiselcelcarcinoom; in verband met de multifocaliteit en invasiviteit van de aandoening werd besloten tot radicale vulvectomie.
BP wordt meestal nog beschouwd als een pseudo-maligniteit, met neiging tot spontane genezing. In recente publikaties wordt echter het voorkomen van invasief plaveiselcelcarcinoom beschreven uitgaande van BP, zoals ook bij onze patiënte werd gezien. Het lijkt op basis van deze publikaties gewettigd Bowenoïde papulose, zeker in die gevallen waarbij HPV-type 16, 18, 31, 33, 34, 42 aangetroffen worden, te beschouwen als een premaligne afwijking. Een door sommigen voorgestelde verandering van de terminologie van de ziekte van Bowen, Bowenoïde papulose en Bowenoïde dysplasie naar: vaginale intra-epitheliale nieuwvorming (VIN) in analogie aan de cervicale intra-epitheliale nieuwvorming(CLIN)-classificatie van de cervixdysplasieën sluit hierbij aan. HPV-typering en flowcytometrie zouden van waarde kunnen zijn die patiënten te identificeren, bij wie de VIN progredieert.
Het lijkt noodzakelijk bij een Bowenoïde papulose ruime proefbiopten te nemen van de vulva en de cervix, ook wanneer het niet mogelijk is om een specifiek type HPV aan te tonen, zoals bij patiënte het geval was.
Reacties