Vergadering gehouden op 25 januari 1991 te Utrecht
Een 45-jarige vrouw werd in 1986 naar onze kliniek verwezen wegens vermoeden van artritis urica. Sinds 3 jaar had zij episoden van zwelling, roodheid en pijn aan haar rechter voet, de laatste 3 maanden kon zij hierdoor niet meer lopen. Haar voorgeschiedenis meldde 2 maal trombose aan het linker been, lichte hypertensie en hyperuricemie. De medicatie bestond uit acenocoumarol, metoprolol, diuretica en sulfinpyrazon. Bij lichamelijk onderzoek zagen wij een normotensieve, adipeuze vrouw zonder nodi of tophi; de rechter voet was rood, gezwollen en warm met hyperpathie en hypo-esthesie. Bij laboratoriumonderzoek werden de…
Reacties