Samenvatting
Wij verrichtten een na-onderzoek naar de duurzaamheid van de Hancock-bioprothese bij 69 patiënten. Aortaklepvervanging vond plaats bij 53 patiënten, mitralisklepvervanging bij 8 patiënten en zowel aorta- als mitralisklepvervanging bij 8 patiënten. Na-onderzoek was mogelijk bij 65 patiënten. Eén patiënt overleed tijdens de operatie. In de na-onderzoeksperiode overleden 2 patiënten ten gevolge van cardiogene shock, 2 patiënten aan endocarditis, 2 patiënten aan een hersenbloeding en 2 patiënten aan niet-cardiale oorzaak. Een tweede operatie werd bij 8 patiënten verricht; bij 5 patiënten, allen jonger dan 40 jaar, wegens degeneratie van de bioprothese, bij 2 wegens endocarditis en bij 1 wegens paravalvulvair lekken. De actuariële berekende duurzaamheid van de Hancock-bioprothese bedroeg 77 na 9 jaar. Infectieuze endocarditis ontstond bij 4 patiënten (1,6 per patiëntjaar). Wij concluderen dat degeneratie en endocarditis van de Hancock-bioprothese de meest voorkomende en bedreigende complicaties zijn.
Reacties