Samenvatting
Doel
Vaststellen of verhoogde alertheid op longembolieën bij verpleeghuispatiënten het aantal gediagnostiseerde gevallen doet toenemen.
Opzet
Retrospectief descriptief onderzoek.
Plaats
Verpleeghuizen Mariënhaven (psychogeriatrie) te Warmond en De Wilbert (somatiek en psychogeriatrie) in Katwijk aan den Rijn.
Methode
In de periode 1989-1991 werd bij 15 patiënten met een ‘onduidelijk’ of ‘aspecifiek’ ziektebeeld door middel van longscintigrafie nader onderzoek verricht.
Resultaten
Bij 1115 patiënten werd de diagnose ‘multipele longembolieën’ gesteld. Van deze patiënten, die vervolgens antistollingstherapie kregen, herstelden er 9. Aspecificieke symptomen die kunnen wijzen op longembolieën, zijn subfebriele lichaamstemperatuur, ademhalingsstoornissen, bewustzijnsproblemen en een beeld gelijkend op luchtweginfecties. Wanneer longscintigrafie alleen wordt verricht wanneer de diagnose ‘longembolie(ën)’ therapeutische consequenties voor de betrokken patiënt heeft, en uitgaande van de veronderstelling dat niet behandelen tot de dood leidt, werd berekend dat de jaarlijkse sterfte in de verpleeghuispopulatie met ruim 2 zou kunnen dalen door tijdige vaststelling en behandeling van deze aandoening bij daartoe in aanmerking komende patiënten. Op grond van vergelijking van gegevens van SIG Zorginformatie (Utrecht) met de gerapporteerde gegevens is het waarschijnlijk dat het vóórkomen van (multipele) longembolieën in de Nederlandse verpleeghuispopulatie onvoldoende wordt onderkend.
Conclusie
Verhoogde alertheid op multipele longembolieën bij verpleeghuispatiënten leidt daadwerkelijk tot frequentere diagnostisering en behandeling en tot verminderde jaarlijkse sterfte.
De predispositie tot veneuze trombo-embolische aandoeningen hangt samen met factoren die met het stijgen van de leeftijd vaker voorkomen, zoals immobiliteit, hart- en vaatziekten, chronisch obstructieve longaandoeningen en maligniteiten.1-3 Vanwege de toenemende vergrijzing van de bevolking zal in de nabije toekomst de diagnose ‘longembolie’ waarschijnlijk vaker overwogen moeten worden. Uit klinisch-pathologische onderzoeken blijkt dat bij obductie longembolieën worden gevonden bij 8-34 van de ouderen.4-7 Van de patiënten bij wie bij obductie fatale longembolieën zijn vastgesteld, blijkt 40 reeds eerder getroffen door deze aandoening.8 Bij slechts 39 van de patiënten die bij obductie longembolieën bleken te hebben, was als klinische doodsoorzaak ‘longembolie’ opgegeven.6 Wabeke et al. vonden bij 8 van de 88 verpleeghuispatiënten bij wie obductie werd uitgevoerd longembolieën als doodsoorzaak.9 Bij deze 8 patiënten werd echter een andere klinische doodsoorzaak vermoed. Verbazingwekkend is dat in een beschouwing over gegevens van de Stichting Informatievoorziening Gezondheidszorg te Utrecht (thans SIG Zorginformatie), over doodsoorzaken in Nederlandse verpleeghuizen, de diagnose ‘longembolie’ niet voorkomt bij de meest genoemde doodsoorzaken.10 Deze gegevens staan in ogenschijnlijk contrast met die uit de genoemde publikaties. Volgens gegevens die ons verstrekt zijn door SIG Zorginformatie werd in de jaren 1989-1991 de diagnose ‘longembolie’ als hoofddoodsoorzaak slechts bij 0,9 van het totale aantal overledenen in verpleeghuizen genoemd. Dit doet vermoeden dat de aandoening in het algemeen ondergediagnostiseerd wordt.
Vanaf 1989 zijn wij in onze twee verpleeghuizen ertoe overgegaan patiënten bij wie klinisch longembolieën werden vermoed, te verwijzen voor ventilatie-perfusiescintigrafie van de longen. Omdat deze handelwijze inderdaad heeft geleid tot meer gediagnostiseerde en behandelde longembolieën, willen wij onze bevindingen hier rapporteren. Wij gaan speciaal in op de aspecifieke symptomen waarmee het ziektebeeld zich (meestal) manifesteerde.
Reacties