Samenvatting
Doel
Het effect bepalen van een lokale richtlijn die adviseert om electieve sectio caesarea zonder maternale comorbiditeit te plannen bij een amenorroeduur van ≥ 39 0/7 weken.
Opzet
Retrospectief cohortonderzoek.
Methode
Kinderen werden geïncludeerd als zij geboren waren via electieve sectio caesarea in de periode 2003-2007 in het VUmc bij een amenorroeduur ≥ 37 0/7 weken zonder maternale comorbiditeit. Uit statussen van opgenomen kinderen werden respiratoire complicaties, opnameduur in het ziekenhuis, opname op de neonatale Intensive Care (NICU), respiratoire ondersteuning en medicamenteuze behandeling geregistreerd. Deze data werden vergeleken met data verzameld in 1994-1998 vóór implementatie van de lokale richtlijn.
Resultaten
In 2003-2007 werden 501 kinderen geboren uit 486 electieve sectio’s. In 1994-1998 werden 333 kinderen geboren uit 324 electieve sectio’s. In 2003-2007 waren moeders gemiddeld jonger, hadden vaker lokale anesthesie, werd een electieve sectio vaker verricht bij ≥ 39 0/7 weken (p < 0,001) en hadden de kinderen een hoger geboortegewicht. In 2003-2007 werden minder kinderen opgenomen op de NICU dan in 1994-1998 (6/501 versus 17/333; p < 0,001), van wie er minder waren geboren bij een amenorroeduur ≤ 39 0/7 weken (50% versus 94%; p = 0.04). In 2003-2007 trad minder vaak respiratoire morbiditeit op in de groep met amenorroeduur 38 0/7-38 6/7 weken. Dit werd verklaard door het hogere aantal electieve sectio’s bij een amenorroeduur van 38 4/7-38 6/7 weken in 2003-2007 (63%) vergeleken met 1994-1998 (28%; p < 0,001). Na correctie voor confounders was de oddsratio voor het ontwikkelen van neonatale respiratoire morbiditeit in 2003-2007 0,27 ten opzichte van 1994-1998 (95%-BI: 0,10-0,70).
Conclusie
Implementatie van de richtlijn leidde tot afname van electieve sectio caesarea vóór 39 0/7 weken en daarmee tot minder neonatale respiratoire morbiditeit.
Reacties