Samenvatting
Doel
Bepalen van de prevalentie van microalbuminurie bij patiënten met diabetes mellitus (DM) type 2 in de huisartspraktijk, als onafhankelijke risicofactor voor hart- en vaatziekten.
Opzet
Prospectief, beschrijvend.
Methode
Er werden gegevens verkregen over patiënten met DM type 2 in de regio Zwolle die alleen bij hun huisarts onder behandeling waren. De inclusieperiode was 1 februari 2000-31 januari 2001. Het onderzoek maakte deel uit van een groter, waarin 1 maal per jaar de albumineconcentratie in een portie urine werd bepaald en de albumine-creatinineratio werd berekend. Er deden 32 huisartsen mee aan het onderzoek.
Resultaten
Bij de deelnemende huisartsen waren 2094 patiënten met DM type 2 bekend, van wie 1653 (79) uitsluitend door de huisarts werden behandeld. Van hen werden 67 (4) geëxcludeerd; van de 1586 uitgenodigde patiënten namen 1441 deel aan het onderzoek. Microalbuminurie was aanwezig bij 33 en macroalbuminurie bij 7; de prevalentie liep op met de leeftijd: < 50, 50-70 en > 70 jaar. Van patiënten < 50 jaar met microalbuminurie werd 18 (6/33) behandeld met een angiotensineconverterend-enzym(ACE)-remmer of een angiotensine-II(AII)-antagonist; bij patiënten ≥ 50 was dit 33 (183/548). Van patiënten ≥ 50 jaar met microalbuminurie had 91 (488/539) hypertensie en/of een vetspectrumstoornis. Van hen werd 82 (402/488) hiervoor niet of onvoldoende behandeld.
Conclusie
Micro- en macroalbuminurie kwamen voor bij 33 en 7 van de eerstelijnspatiënten met DM type 2. De behandeling wegens hypertensie en vetspectrumstoornissen was vaak onvoldoende. Het zou daarom terecht zijn als ook patiënten met DM type 2 ≥ 50 jaar op albuminurie werden onderzocht.
Reacties