artikel
Graag zou ik op mijn werk meer vrouwen om mij heen willen zien. Niet alleen ‘naast’, ook ‘boven’ mij. Ik wil dat niet vanwege de numerieke ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, maar vanwege een gemis aan vrouwelijkheid. Ik bewonder enkele eigenschappen die vrouwen gemiddeld meer hebben dan mannen: empathie, consciëntieusheid, beter in staat compromissen te sluiten. Meer daarvan zou goed zijn. Op mannen ben ik minder tuk: te veel machtswellust en competitiviteit.
Mag ik dit nou allemaal wel of niet zeggen? ‘Nee’, kun je vinden, omdat het uitgangspunt van groepsverschillen vooringenomenheid jegens individuen uitlokt. Of omdat die verschillen, ondanks het vele onderzoek – door witte mannen uitgevoerd – toch niet bestaan, zelfs niet gemíddeld. ‘Ja’, kun je vinden, omdat er nu eenmaal masculiene en feminiene eigenschappen bestaan. Die wil je beide en selectie op geslacht lijkt daarvoor een effectieve methode. U voelt 'm al, deze witte man neigt tot ‘ja, dat mag’. Echte gelijkheid bereik je niet door het ontkennen, maar door het omarmen van verschillen.
‘Echte gelijkheid bereik je door het omarmen van verschillen’
De vraag over hoe de vrouw(elijkheid) meer kansen krijgt in de UMC’s wordt in dit nummer besproken door collega’s uit Groningen (D6659). Een opvallende passage in het stuk is dat in het huidige tempo waarin vrouwen op mannen inlopen er ‘pas in 2041’ sprake zal zijn van gelijkheid. Door een ideologische bril bezien is iedere termijn te lang, maar na een eeuwenlange geschiedenis van structurele ongelijkheid kun je ook zeggen dat het nu behoorlijk snel gaat.
Naar aanleiding van D6659 enquêteerde ik onder de grote groep aios interne geneeskunde van wie ik opleider ben. Geen bomvrij onderzoek, natuurlijk, maar veel minder vrouwen dan mannen ambieerden een positie als hoogleraar of afdelingshoofd. De redenen daarvoor gingen vooral over een gezonde werk-privébalans. ‘Groot gelijk’, dacht ik, en dacht aan de man die thuis zondag het vlees kwam snijden. Dat was ik.
Hoe dan ook, door wellicht dezelfde oorzaken als die van de ongelijkheid zelf, lijkt de vijver kleiner en daar hengelen we dus toch in vrij hoog tempo veel goede vissen uit. Dat is best opmerkelijk, want wie daar in hengelen zijn ‘witte machtige mannen ... doorzeefd met nepotisme’, stellen de auteurs. Dat vond ik best pittig om te lezen, eerlijk gezegd.
Reacties