Samenvatting
Doel
Onderzoeken of er sprake is van een ‘verharding’ van het medisch tuchtrecht.
Opzet
Observationeel onderzoek.
Methode
Wij raadpleegden de jaarverslagen van de Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg uit de periode 2007-2017 en registreerden het aantal tuchtzaken en gegrondverklaringen, de opgelegde maatregelen en de mate van overeenstemming in geval van een hoger beroep. Ruim 400 medische tuchtzaken uit 2014 werden in meer detail bekeken. Op basis hiervan onderzochten wij welke factoren de kans op een gegrondverklaring vergroten of juist verkleinen, zoals het geslacht van de aangeklaagden, de regio waar de tuchtzaak werd behandeld en of er bij de totstandkoming van de uitspraak een objectieve norm of professionele standaard was gebruikt.
Resultaten
Jaarlijks werd tegen gemiddeld 0,4% van alle zorgverleners – voornamelijk artsen – een tuchtzaak aangespannen (gemiddeld circa 1400 tuchtzaken per jaar). Een derde van alle tuchtklachten werd op zitting behandeld en ongeveer de helft daarvan werd gegrond verklaard. In de loop van de tijd stegen het aantal tuchtzaken (36%) en het percentage gegrondverklaringen (27%). Ook werden er steeds vaker zwaardere maatregelen opgelegd en nam de mate van overeenstemming tussen initiële gegrondverklaringen en uitspraken in hoger beroep toe (56%). Factoren die de kans op een gegrondverklaring vergroten, waren: mannelijke arts, tuchtzaak in de regio Den Haag of Eindhoven en het niet hanteren van een objectieve norm of professionele standaard bij de totstandkoming van de uitspraak.
Conclusie
Sinds 2007 straffen medische tuchtcolleges vaker en strenger, mogelijk doordat de subjectieve eisen die aan zorgverleners worden gesteld zijn veranderd. Subjectieve oordeelsvorming is geen probleem wanneer men wilt nagaan of de zorgvuldigheidsnorm in acht wordt genomen. Maar wanneer ze gebruikt wordt om de strafmaat te bepalen, werkt dit defensief handelen in de hand. Dit laatste komt de kwaliteit van de zorg niet ten goede.
Reacties