Medische dieetvoeding bij Alzheimer: het onderzoek

Opinie
Philip Scheltens
Jos W.R. Twisk
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2013;157:A6721
Abstract
Download PDF

artikel

Dit is een repliek op recent gepubliceerde kritische kanttekeningen bij studies naar het effect van medische dieetvoeding bij de ziekte van Alzheimer. De studieopzet en statistische benadering worden uiteengezet.

De ziekte van Alzheimer is de komende decennia een van de grootste uitdagingen voor de gezondheidszorg. Ondanks enorme investeringen en jarenlang onderzoek is er tot op heden geen genezing mogelijk. Er zijn alleen medicijnen op de markt voor symptomatische behandeling. 2 belangrijke ontwikkelingen kenmerken het veld: (a) er is meer aandacht voor niet-medicamenteuze vormen van behandeling zoals psychosociale interventies en beïnvloeding van leefstijlfactoren als beweging, voeding en vitaminesuppletie; (b) de aandacht verschuift, niet alleen wat behandeling betreft, in toenemende mate naar de vroegste fase van de ziekte, wanneer de symptomen nog gering zijn.1,2

Een medische dieetvoeding met positief effect op de symptomen van de ziekte van Alzheimer in een vroege fase van de ziekte, zou een zeer welkome aanvulling zijn op de mogelijkheden voor behandeling – in de breedste zin des woords. Recent plaatste Katan in het NTvG enkele kanttekeningen bij het onderzoek met medische dieetvoeding.3 Wij voorzien zijn artikel hier van commentaar.

In overeenstemming met Katan menen wij dat het niet wenselijk is om producten zonder goede wetenschappelijke onderbouwing op de markt te brengen. Iedere vorm van onderzoek naar behandeling – ook die met medische dieetvoeding – moet uitgevoerd worden volgens de strikte regels die ook gelden voor de farmacie, ondanks het feit dat de autoriteiten medische voeding en farmaceutische behandeling op dit moment nog verschillend beoordelen. Om deze reden zijn alle klinische onderzoeken met Nutricia Souvenaid opgezet volgens de ‘International Conference on Harmonisation – Good Clinical Practice’-richtlijn (ICH-GCP).4 Alle belangrijke details over studieopzet, primaire uitkomstmaat, uitvoering en statistische analyses zijn a priori gedefinieerd in een onderzoeksprotocol en een statistisch plan. De resultaten zijn gepubliceerd in ‘peer-reviewed journals’ volgens de ‘CONSORT2010’-richtlijn (CONSORT staat voor Consolidated Standards of Reporting Trials). Tot onze verbazing blijken deze keuzes nu juist negatief geïnterpreteerd te worden, als zou medische dieetvoeding gelijk gesteld worden aan een geneesmiddel.

Klinische studies

In zijn commentaar doet Katan enkele uitspraken over de trials die ten onrechte suggereren dat de studies niet adequaat van opzet waren. De 1e klinische studie ‘Souvenir I’ was een ‘proof of concept’-studie.5 Er werd in de groep patiënten die Souvenaid kreeg een significante verbetering gevonden bij een specifieke geheugentest, de ‘Wechsler Memorytest’, 1 van de 2 primaire uitkomstmaten. Er was geen effect op de andere uitkomstmaat, de ‘Alzheimer’s Disease Assessment Scale cognitive subscale’ (ADAS-cog). Dat is een meer algemene cognitieve schaal, met slechtere psychometrische eigenschappen in de populatie met beginnende ziekte van Alzheimer, zoals in de Souvenir I-studie.6 Anders dan gesteld door Katan, was van tevoren vastgelegd in het statistisch plan dat de geplande ‘mixed model’-analyse niet uitgevoerd zou worden als de verdeling van de data anders was dan vooraf verondersteld. De verdeling van de uitkomsten van de geheugentesten bleek inderdaad anders dan verondersteld, zodanig dat vasthouden aan de statistische analyse wetenschappelijk incorrect zou zijn geweest.

Het voorzichtig positieve signaal van de 1e studie was de aanleiding voor het initiëren van een 2e, grootschaliger onderzoek: ‘Souvenir II’. Dat werd uitgevoerd met 259 medicatie-naïeve patiënten die een vroeg stadium van de ziekte van Alzheimer hadden. Aan dit onderzoek namen 27 onderzoekscentra in Europa deel. Deze studie toonde een verschil tussen de interventiegroep en de controlegroep in de verandering gedurende 24 weken van de geheugenscore op de ‘Neuropsychological test battery’ (NTB), de primaire uitkomstmaat.7 Ook in deze studie zit een interessant methodologisch-statistisch discussiepunt. Wil je dat een interventie effect heeft op het beloop van de ziekte – dus op de verandering over de tijd, een zogenaamde ‘slope’-analyse – of dat een interventie op een bepaald meetmoment verschil tussen groepen laat zien? Met de laatste methode gooi je eigenlijk informatie weg; je kijkt immers alleen naar het laatste moment. Dat is een van de redenen waarom wereldwijd in toenemende mate gekozen wordt voor de eerste aanpak. Er wordt dan gecorrigeerd voor de verschillen bij de beginmeting om daarmee het ‘probleem’ van regressie naar het gemiddelde tegen te gaan.8,9Veranderingen over de tijd werden overigens ook geanalyseerd in het onderzoek van Durga et al. waar Katan aan refereert en waar hij coauteur van is.10

De 3e studie, ‘S-Connect’, werd uitgevoerd met patiënten in een meer gevorderde fase van de ziekte van Alzheimer die allen standaardmedicatie voor de ziekte van Alzheimer gebruikten. Conform eerdere studies in vergelijkbare populaties werd de ADAS-cog als primaire uitkomstmaat gekozen. De studie werd afgerond in 2011 en liet zien dat er gedurende 24 weken géén effect was op ADAS-cog. De resultaten van deze studie zijn gepresenteerd op het congres ‘Clinical Trials on Alzheimer’s Disease’ in 2011.11 Het manuscript van de studie is ter publicatie aangeboden. Wij delen de mening van Katan inzake het probleem van publicatiebias. Deze bias is echter niet alleen het gevolg van onderzoekers of bedrijven die hun negatieve bevindingen niet publiek willen maken; ook de wetenschappelijke tijdschriften spelen hierin een rol, doordat zij minder geïnteresseerd zijn in het publiceren van studies met een negatieve uitkomst. Het zou goed zijn als dit doorbroken werd.

Invloed van de fabrikant?

De statistische analyses van onze studies zijn uitgevoerd volgens het statistisch plan onder leiding van een onafhankelijke expert (J. Twisk). Bij de Souvenir II- en S-Connect-studie zijn de analyses tevens onafhankelijk gedaan door het Rush Alzheimer’s Disease Center, USA (D. Bennett), met dezelfde resultaten.

In de praktijk blijkt het telkens weer lastig om patiënten met een vroeg stadium van de ziekte van Alzheimer te includeren in een klinische placebogecontroleerde studie. Er zijn vele voorbeelden van studies waarbij meerdere centra aangezocht moesten worden, wat vaak resulteerde in weinig geïncludeerde patiënten per centrum. Dit heeft niets van doen met ‘seeding’, waarbij een farmaceutisch bedrijf probeert zoveel mogelijk artsen vertrouwd te maken met een nieuw middel. Integendeel, het ‘center effect’ (een grotere heterogeniteit van de studiepopulatie door rekrutering in meerdere centra) betekent dat de verspreiding van studiepatiënten over meerdere centra eerder een nadeel dan een voordeel is.

Tot slot

De onderzoeksresultaten laten een bescheiden, statistisch significant effect zien op de geheugenfunctie van patiënten in de vroegste stadia van de ziekte van Alzheimer. Er is geen enkele aanleiding om te denken dat medische dieetvoeding de ziekte geneest of voorkomt en dat wordt in de studies ook niet gesuggereerd. Wel kan een positief symptomatisch effect in de vorm van vertraging van achteruitgang van het geheugen van belang zijn voor patiënten in een beginstadium van de ziekte van Alzheimer. Als de resultaten ons iets leren, dan is het wel dat dit een heel leerzame wetenschappelijke speurtocht naar de effecten van medische dieetvoeding is.

De uitdagingen voor de komende tijd zijn duidelijk: de klinische relevantie en het onderliggende werkingsmechanisme van medische dieetvoeding en de relatie ervan tot voedingstoestand worden op dit moment verder onderzocht. Het belang hiervan wordt door onafhankelijke instanties ingezien: NWO kende subsidie toe aan onderzoek naar het werkingsmechanisme (www.nwo.nl/actueel/nieuws/2013/slim-eten.html).

Literatuur
  1. Katan MB. De claims van medische voeding. Ned Tijdschr Geneeskd. 2013;157:A6471.

  2. Douaud G, Refsum H, de Jager CA, Jacoby R Nichols TE, Smith SM, et al. Preventing Alzheimer’s disease-related gray matter atrophy by B-vitamin treatment. Proc Natl Acad Sci USA. 20 mei 2013 (epub). Medline. doi:10.1073/pnas.1301816110.

  3. Kozauer N, Katz R. Regulatory innovation and drug development for early-stage Alzheimer’s disease. N Engl J Med. 2013;368:1169-71. Medline. doi:10.1056/NEJMp1302513.

  4. Broersen LM, Kuipers AA, Balvers M, van Wijk N, Savelkoul PJ, de Wilde MC et al. A specific multi-nutrient diet reduces Alzheimer-like pathology in young adult AβPPswe/PS1dE9 mice. J Alzheimers Dis. 2013;33:177-90. Medline.

  5. Scheltens P, Kamphuis PJ, Verhey FR, et al. Efficacy of a medical food in mild Alzheimer’s disease: A randomized, controlled trial. Alzheimers Dement. 2010;6:1-10. Medline.

  6. Karin A, Hannesdottir K, Jaeger J, Annas P, Segerdahl M, Karlsson P, et al. Psychometric evaluation of ADAS-Cog and NTB for measuring drug response. Acta Neurol Scand. 2013;7 juni 2013 (epub). Medline .

  7. Scheltens P, Twisk J, Blesa R, et al. Efficacy of Souvenaid in mild Alzheimer’s disease – results from a randomised, controlled trial. J Alzheimers Dis. 2012;31:225-36. Medline

  8. Twisk JWR. Applied longitudinal data analysis for epidemiology. A practical guide (2e editie). Cambridge: Cambridge University Press; 2013.

  9. Vellas B, Andrieu S, Sampaio C, Coley N, Wilcock G. Endpoints for trials in Alzheimer’s disease: a European task force consensus. Lancet Neurol. 2008;7:436-50. Medline. doi:10.1016/S1474-4422(08)70087-5.

  10. Durga J, van Boxtel MP, Schouten EG, Kok FJ, Jolles J, Katan MB, et al. Effect of 3-year folic acid supplementation on cognitive function in older adults in the FACIT trial: a randomised, double blind, controlled trial. Lancet. 2007;369:208-1611. Medline. doi:10.1016/S0140-6736(07)60109-3.

  11. Shah R, Kamphuis P, Leurgans S, Swinkels S, Sadowsky C, Bongers A, et al. Souvenaid as an add-on intervention in patients with mild to moderate Alzheimer’s Disease using Alzheimers’s Disease medication: Results from a randomized, controlled, double-blind study (S-Connect). J Nutr Health Aging. 2011;15 (Supplement 1, P38): S30.

Auteursinformatie

VU medisch centrum, Amsterdam.

Afd. Neurologie en Alzheimercentrum: prof.dr. Ph. Scheltens, neuroloog.

Contact prof.dr. Ph. Scheltens (p.scheltens@vumc.nl)

Verantwoording

Belangenconflict en financiële ondersteuning: een formulier met belangenverklaring is beschikbaar bij dit artikel op www.ntvg.nl (zoeken op A6721; klik op ‘Belangenverstrengeling’).
Aanvaard op 24 juli 2013

Auteur Belangenverstrengeling
Philip Scheltens ICMJE-formulier
Jos W.R. Twisk ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Martijn
Katan

Scheltens en Twisk reageren op mijn kritiek en benadrukken dat hun onderzoek strikt volgens de regels is opgezet. Dat is voor een buitenstaander niet controleerbaar. Het enige wat de buitenstaander kan checken is de omschrijving van de geplande uitkomsten in het trialregister. Deze was vaag en liet ruimte voor selectie van gunstige uitkomsten (‘cherry picking’). De auteurs beroepen zich op een statistisch plan waarin a priori concrete uitkomsten zouden zijn gedefinieerd. Als dit plan openbaar wordt gemaakt, inclusief datumstempel van de Ethische Commissie zodat we weten wanneer het is vastgelegd, dan is deze kwestie uit de wereld.

Daarnaast vermelden de auteurs in hun repliek en belangenformulieren niet dat Nutricia hun onderzoek heeft betaald. Financiers horen gemeld te worden.

De kern van mijn kritiek betrof de weergave van de uitkomsten van de belangrijkste studie, Souvenir II. De abstract daarvan zegt: “The NTB memory domain Z-score was significantly increased in the active versus the control group over the 24-week intervention period (p = 0.023; Cohen’s d = 0.21; 95% confidence interval [-0.06]–[0.49]).” Hier staat m.i. dat de toename in geheugenscore gemeten van het begin naar het einde van de interventieperiode significant hoger was op Souvenaid dan op placebo. Daar slaat die Cohen’s d op. (Dat is ook wat wij toetsten in de door Scheltens en Twisk aangehaalde studie waar ik coauteur van ben.) De stijging van 0.21 van de geheugenscore op Souvenaid verschilde echter niet significant van placebo, de p-waarde was 0.090. Weinig lezers zullen door hebben dat de p-waarde van 0.023 sloeg op een uitkomst die in het abstract niet voorkomt, de MMRM slope toets. Volgens de auteurs analyseerden ze daarmee de verandering over de tijd. In werkelijkheid liet deze slope toets alleen zien dat op Souvenaid het geheugen anders op en neer ging dan op placebo; in de eerste twaalf weken ging het achteruit en in de tweede twaalf weken vooruit. Dat op-en-neer gaan van het geheugen was het enige significante effect van Souvenaid. Voor de patiënt is dat irrelevant, hij wil dat zijn geheugen stelselmatig verbetert en dat gebeurde niet.

De wijze waarop hier een “significante” p-waarde wordt gepresenteerd is misleidend. De marketing van Souvenaid berust grotendeels op deze klinisch niet relevante uitkomst. De werkzaamheid van het product is daarom onbewezen.

 

Martijn Katan

Rien
Vermeulen

Souvenaid en het gebruik van significantie.

R.A. Fisher ontwikkelde omstreeks 1925 een test voor het beoordelen van verschillen in uitkomsten tussen twee groepen met een verschillende interventie. Met deze test kan worden berekend wat de waarschijnlijkheid is het gevonden verschil in uitkomsten te vinden als de onderzochte groepen dezelfde uitkomst zouden hebben. Fisher beschouwde zijn test als een hulpmiddel voor onderzoekers bij het beoordelen van verschillen. Onderzoekers konden volgens hem het verrichte onderzoek het beste beoordelen en als vervolgens een p-waarde werd berekend van het gevonden verschil konden zij het gevonden verschil beter intepreteren. Nadat hij zich had laten verleiden een uitspraak te doen over de grens van significantie (5%) maakte hij zich zorgen over misbruik van zijn test door de industrie. Zonder kennis over de onderzoeksopzet en inzicht in de beoordeling van resultaten werden door medewerkers van de industrie uitspraken gedaan over wel of niet werkzaamheid van interventies alleen op basis van zijn p-waarde. Zijn test zou alleen door onderzoekers mogen worden gebruikt, niet door medewerkers van de industrie.

De onderzoekers Scheltens en Twisk onderzochten de werkzaamheid van Souvenaid op het geheugen. In hun eerste onderzoek was er geen gunstig effect van Souvenaid op het door hen gekozen primaire eindpunt. Eén van de secundaire eindpunten had wel een verschil met een kleine p-waarde. Zij herhaalden het onderzoek, deze keer met het ‘significante’ secundaire eindpunt als primair eindpunt. Als het tweede onderzoek op dezelfde wijze wordt geanalyseerd als het eerste is het primaire eindpunt niet verschillend. Wordt een andere analyse toegepast dan ontstaat wel een  kleine p-waarde. De conclusie van Scheltens en Twisk is dat Souvenaid een gunstig effect heeft. Fisher hield een dergelijke conclusie alleen voor mogelijk bij medewerkers van de industrie, niet bij onderzoekers.    

 

 

Rien Vermeulen, em hoogleraar neurologie       

Philip
Scheltens

De opmerkingen van Vermeulen verbazen ons enigszins. Natuurlijk is de 5% significantiegrens arbitrair en moeten we heel voorzichtig omgaan met conclusies gebaseerd op significante resultaten. Het vervelende is echter dat dit besef nog nauwelijks is doorgedrongen tot de medische wereld. In meer dan 99% van de wetenschappelijke medische studies worden conclusies gebaseerd op al dan niet significante resultaten. In feite heeft de reactie van Vermeulen betrekking op bijna al het medisch wetenschappelijk onderzoek. Wij zouden ook graag zien dat het anders is, maar dat is helaas nog niet het geval. Het onderscheid tussen industrie en onderzoekers is daarbij overigens niet van belang.

 

Prof. dr. Jos Twisk

Prof.dr. Ph. Scheltens

Philip
Scheltens

In de reactie van Katan wordt gesuggereerd dat het enige significante effect dat gevonden werd in de Souvenaid studie gebaseerd was op het feit dat ‘het geheugen in de Souvenaidgroep anders op en neer ging dan in de placebogroep’. Dat is niet het geval. In de studie werd een significant verschil gevonden tussen de Souvenaidgroep en de placebogroep in de verandering van geheugen tussen de meting op 12 en de meting op 24 weken. In de placebogroep werd een lichte verslechtering van het geheugen gevonden terwijl in de Souvenaidgroep een lichte verbetering in geheugen werd gevonden en dat verschil was statistisch significant.

Zoals we al eerder hebben aangegeven is dit een heel bescheiden effect, dat in de toekomst verder onderzocht zal moeten worden (en dat wordt op dit moment dan ook gedaan).

 

Prof.dr. Ph. Scheltens

Prof. dr. Jos Twisk

Dankzij de reactie van auteurs Scheltens en Twisk is nu eindelijk helder wat het Souvenaid-drankje tegen Alzheimer doet. Het verbeterde tussen de twaalfde en de 24e week van behandeling één geheugenuitkomst in één van de drie uitgevoerde trials. Die uitkomst bestond uit een combinatie van vijf geheugentests. Deze combinatie was tevoren niet als uitkomst gespecificeerd in het trial register. We weten dus niet of er nog andere uitkomsten zijn getoetst. In de eerste twaalf weken op Souvenaid verslechterde deze geheugenuitkomst bovendien; vandaar dat ik het effect beschreef als ‘op en neer’. Al met al is het onderzoek naar Souvenaid een klassiek geval van ‘data dredging’, waarbij een onwerkzaam middel d.m.v. statistische toetsen wordt voorzien van een significante p-waarde.

De veel geroemde publiek-private samenwerking levert in dit geval uitsluitend verliezers op: Alzheimerpatiënten die tevergeefs hoopten op vertraging van hun ziekte, de Vrije Universiteit en de betrokken hoogleraren die reputatieverlies lijden, Nutricia dat zijn goede naam op het spel zette, en last but not least het vertrouwen in de wetenschap dat alweer een douw krijgt.

Hopelijk komt er nu snel een regeling voor de beoordeling van “medische voedingen” zoals Souvenaid en Cubitan, zodat deze van de markt kunnen worden gehaald. Dan is deze affaire nog ergens goed voor geweest.

 

Martijn Katan