Samenvatting
Doel
In kaart brengen van het gebruik van niet-psychiatrische medicijnen en het gebruik van medicijnen met depressie als bijwerking door ouderen met een depressie.
Opzet
Dwarsdoorsnedenonderzoek; zelfrapportage door respondenten.
Methode
Van 183 depressieve respondenten en 96 controlerespondenten werden het medicijngebruik en de aanwezigheid van chronische ziekten in kaart gebracht. De patiënten waren ≥ 55 jaar en werden gerekruteerd in de periode april 1996-mei 1998 in Groningen, Drenthe en Friesland. Respondenten kwamen in het onderzoek via Regionale Instellingen voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (RIAGG's) en via een psychiatrische polikliniek, via huisartsen verbonden aan de ‘Groningen longitudinal ageing study’ (GLAS), een onderzoek onder ouderen in de algemene bevolking, en via screening van personen uit het GLAS-basisbestand met de ‘Geriatric depression scale’ (score ≥ 6).
Resultaten
De ouderen die via screening in het onderzoek terecht waren gekomen en leden aan depressieve klachten die niet ernstig genoeg waren voor de classificatie ‘(eenvoudige) depressieve stoornis’, kregen meer depressieveroorzakende medicijnen voorgeschreven (gemiddeld 3,26 geneesmiddelen per persoon, waarvan 45,6 depressieveroorzakend) dan de controlegroep (respectievelijke cijfers: 1,78; 26,1) en de depressieve groepen aangemeld door huisartsen (2,77; 31,8) en via RIAGG's/polikliniek (2,60; 38,3).
Reacties