Samenvatting
Een 62-jarige man, bekend wegens de ziekte van Parkinson, werd 3 jaar na implantatie van stimulatie-elektroden in de nucleus subthalamicus (STN) en behandeling met elektrostimulatie (‘deep brain stimulation’; DBS) opgenomen in verband met een stimulatiegerelateerd maniform beeld dat niet bleek te reageren op behandeling met een stemmingsstabilisator en dat leidde tot chaotisch gedrag, megalomanie, ernstige financiële schulden en wilsonbekwaamheid. Aanpassing van de stimulatieparameters leidde wel tot verdwijnen van het ontremde beeld en herstel van het zelfinzicht en oordeelsvermogen, maar ging gepaard met een ernstige toename van de motorische verschijnselen en bedlegerigheid. Er was geen therapeutische marge tussen beide toestanden. Uiteindelijk zag men slechts twee beleidsalternatieven: ofwel een opname in een somatisch verpleeghuis in verband met ernstige invalidering, maar met goede geestelijke conditie, ofwel een chronische opname in een psychiatrisch ziekenhuis, in motorisch redelijke conditie en ADL-zelfstandigheid, maar met manische ontremming. Uitgebreide ethische afweging volgde. Tijdens het staken van de stimulatie werd patiënt wilsbekwaam geacht en in deze toestand koos hij voor het tweede alternatief. Uiteindelijk werd hij, conform zijn wil, met een rechterlijke machtiging overgeplaatst naar het regionale psychiatrische ziekenhuis. Gangbare ethische opvattingen over wilsbekwaamheid houden geen rekening met de manier waarop moderne behandelmethoden zoals STN-DBS deze eigenschap kunnen beïnvloeden.
Reacties