Er zijn legio aanwijzingen dat de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke fysiologie leiden tot verschillen in farmacokinetiek. Het lijkt waarschijnlijk dat de farmacokinetische verschillen tussen mannen en vrouwen zich vertalen in verschillen in de gezondheidseffecten van medicatie, waaronder de medicatie voor hartfalen. Er is echter een gebrek aan gerandomiseerde, gecontroleerde trials waarin deze verschillen zijn onderzocht. Schept de recente analyse van Nederlandse onderzoekers meer duidelijkheid?
Vrouwen hebben een hoger vetpercentage en daardoor een langere werkingsduur van lipofiele medicatie, maar ook een lager plasmavolume met als gevolg hogere plasmaconcentraties van hydrofiele medicatie.1 Bij vrouwen zijn een tragere darmmotiliteit, een lagere eGFR en een langzamere hepatische klaring gedocumenteerd.2 Vrouwen zijn bovendien ‘compacter’: bij gelijke ‘body mass index’ (BMI) hebben zij een lagere lichaamsoppervlakte (‘body surface area’, BSA) en dus een kleiner volume. Zo wordt met een en dezelfde dosis bètablokkers bij vrouwen een 2,5 maal hogere plasmaconcentratie bereikt dan bij mannen.3 De post-hocanalyse van Santema en collega’s, waarvan de resultaten elders in dit tijdschrift beknopt zijn weergegeven,4 is een fraaie uitwerking van de hypothese dat de dosis-effectrelatie van medicatie voor hartfalen bij vrouwen anders is dan bij mannen.5
Vrouwspecifieke doseringen
Veel medicatie, zowel binnen als buiten het cardiovasculaire spectrum, wordt nog steeds voorgeschreven in een vaste dosering, ongeacht het geslacht en vaak…
Reacties