Samenvatting
Doel
Schatten van de geboorteprevalentie van primaire luchtwegmalacie, vaststellen van de voorspellende waarde van een klinische diagnose ‘luchtwegmalacie’ vergeleken met de bronchoscopische uitslag en beschrijven van de kliniek.
Opzet
Retrospectief beschrijvend onderzoek.
Methode
Inventarisatie van de uitkomst van alle bronchoscopieën uitgevoerd in de periode 1997-2004 in het Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis, Rotterdam, en gestandaardiseerd statusonderzoek van de kinderen bij wie de diagnose ‘primaire luchtwegmalacie’ werd gesteld.
Resultaten
Er werden 512 bronchoscopieën verricht. Bij 136 kinderen (80 jongens) werd primaire luchtwegmalacie gediagnosticeerd, bij een mediane leeftijd van 4,3 jaar (uitersten: 0-17). De prevalentie bij geboorte van primaire luchtwegmalacie werd geschat op ongeveer 1 op 2100. Een waarschijnlijkheidsdiagnose ‘luchtwegmalacie’ op basis van symptomen, anamnese en oriënterend longfunctieonderzoek bleek juist bij 74 van de patiënten, maar bij 52 van de patiënten werd de aandoening niet vermoed vóór de bronchoscopie. De symptomen waren atypisch en betroffen: hoesten, recidiverende luchtweginfecties, dyspneu, piepen en verminderde inspanningstolerantie. De piekstroom was meer aangedaan dan de geforceerde expiratoire eensecondewaarde.
Conclusie
Primaire luchtwegmalacie komt naar schatting voor bij 1 op 2100 kinderen en is moeilijk te herkennen op basis van anamnese en symptomen. Bronchoscopie moet worden overwogen bij patiënten met ‘atypisch’ of ‘therapieresistent’ astma, met onbegrepen inspanningsintolerantie of recidiverende ondersteluchtweginfecties om een luchtwegmalacie uit te sluiten.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2037-42
Reacties