artikel
Ischemie van de hartspier kan zich uiten in een depressie van het ST-segment op het elektrocardiogram (ECG), waarbij de bekende klachten over pijn in de borst en de armen kunnen ontbreken. Dit laatste is niet eenvoudig te verklaren. Sommige patiënten merken de ischemie vaker niet dan wel op; anderen voelen het nooit. Droste et al. waren benieuwd of deze patiënten zonder symptomen op den duur toch nog angina pectoris of een andere vorm van een ischemische hartziekte zouden krijgen.1 Zij gingen dit na bij 389 patiënten, gemiddeld 50,3 jaar oud, met een abnormale ST-depressie op het inspannings-ECG; zij kregen daarbij geen klachten. Angiografisch waren vernauwingen gevonden in minstens 1 tak van de kransslagaders en bij 83 van de patiënten was de pompfunctie van he hart verminderd. Ook hadden de meesten (86) al eerder een hartinfarct gehad. In de volgende jaren was de sterfte onder de onderzochten groter dan in een even oude normale bevolkingsgroep. De eerste 5 jaar scheelde dit 1,8 per jaar, daarna 3,4 per jaar. De sterfte was groter naarmate men in het begin meer afwijkingen in vaten, hartfunctie of inspannings-ECG had gevonden. De patiënten kregen in de loop der jaren angina pectoris of een infarct, zij ondergingen een operatie aan of een plastiek van de coronaire arteriën; dit gebeurde de eerste 5 jaar bij 3,7 per jaar en daarna bij 5,6 per jaar. Angina pectoris ontstond vaak: na 5 jaar bij 34 en na 10 jaar bij 58 van de patiënten. Bij 48 patiënten was 2 maal een angiogram gemaakt, met een tussenpoos van gemiddeld 4,2 jaar. Bij 37 van hen zag men geen verschil tussen de 2 angiogrammen, maar bij de overigen waren de afwijkingen toegenomen; verbetering kwam niet voor.
Een groot deel van patiënten met onbemerkte ischemie van de hartspier krijgt later toch angina pectoris of een ander gevolg van deze ischemie. Het is niet aangetoond dat vroege behandeling hierin verbetering brengt.
Reacties