Samenvatting
Doel
Inzicht verkrijgen in de zorgvuldigheid van het medisch handelen bij en in de opvattingen van gynaecologen over late zwangerschapsafbreking.
Opzet
Een beschrijvend, deels dwarsdoorsnede-, deels retrospectief onderzoek.
Plaats
Noord-Holland.
Methode
Onder alle individuele obstetrisch actieve gynaecologen en alle maatschappen afdelingen van gynaecologen van de 21 ziekenhuizen in Noord-Holland werd een anonieme schriftelijke enquête gehouden. De onderzoeksperiode betrof de jaren 1990-1994.
Resultaten
Van de 21 ziekenhuizen respondeerden 19 maatschappenafdelingen en 83 van de gynaecologen actief in de obstetrie (7793). In het overgrote deel (93) van de 103 beschreven late zwangerschapsafbrekingen was zorgvuldig gehandeld: er was prenataal zekerheid over de diagnose en deze werd postnataal geverifieerd; overleg over de afbreking vond in 91 plaats; er werd altijd een verslag gemaakt. De meeste responderende gynaecologen hadden wel eens een late zwangerschapsafbreking verricht (4477). Daarvan was 68 van mening dat een verklaring van natuurlijk overlijden moest worden afgegeven tegenover 30 van degenen die geen late zwangerschapsafbreking hadden verricht (930). In 88 van de afgebroken zwangerschappen werd een verklaring van natuurlijk overlijden afgegeven. Door 68 van de respondenten werd ten behoeve van externe kwaliteitsbewaking en toetsing achteraf gekozen voor een landelijke commissie van deskundigen vanuit de beroepsgroep, al dan niet aangevuld met deskundigen van buiten de beroepsgroep, mét toezicht daarop van de Inspectie voor de Gezondheidszorg.
Conclusie
Gynaecologen in Noord-Holland handelden in het algemeen zorgvuldig bij late zwangerschapsafbreking, hoewel zij zich niet altijd hielden aan de richtlijnen van de beroepsgroep.
Reacties