Samenvatting
– Bij Lyme-borreliose worden onderscheiden: een acute fase (met dermatologische en systemische verschijnselen), een intermediaire fase (met neurologische en cardiovasculaire klachten en myositis) en een chronische fase (met artritis, lage rugpijn, dermatologische en neurologische klachten).
– Als er geen acute fase met erythema chronicum migrans is waargenomen, moet vooral de laboratoriumdiagnostiek de doorslag geven. Het zogenaamde 2-testprotocol houdt in dat tenminste twee verschillende laboratoriumtests positief moeten zijn om de diagnose met zekerheid te stellen.
– Omdat kweek moeilijk is, wordt meestal een serologische bepaling aangevraagd (voor het aantonen van specifieke IgM- en IgG-antistoffen tegen diverse antigenen van de spirocheet).
– Kruisreacties, antigene variaties en verschillen in antigeenexpressie bij Amerikaanse en Europese Borrelia-stammen kunnen leiden tot fout-negatieve en fout-positieve testuitslagen bij de huidige tests. Bovendien interfereert antibioticumgebruik met de productie van specifieke antistoffen en correleert het effect van therapie niet met de hoogte en het verloop van titers.
– Aanvullende diagnostiek met immunoblottechnieken, waarbij specifieke antistofpatronen worden aangetoond, kan van voordeel zijn.
– Een alternatief is de detectie van specifieke antigenen in weefsels, een methode die nog onderontwikkeld is.
Reacties