Samenvatting
Doel
Het beschrijven van de kwaliteit van de eerstelijns diabeteszorg aan de hand van de risicofactoren HbA1c, bloeddruk en ldl-cholesterol.
Opzet
Beschrijvend cohortonderzoek.
Methode
Met behulp van een elektronische gegevensverzameling bij 124 huisartsen in de provincie Groningen bepaalden wij de relatie tussen de medicamenteuze behandeling (de ‘behandelingsgraad’) en de hoogte van de genoemde risicofactoren (voldoende, matig of onvoldoende gereguleerd). Ook stelden wij vast in hoeverre de medicatie tussen 2004 en 2007 was aangepast bij patiënten die een te hoge HbA1c-waarde, systolische bloeddruk of ldl-cholesterolconcentratie hadden.
Resultaten
Gegevens waren beschikbaar voor 9.646 patiënten in 2007. De gemiddelden voor respectievelijk HbA1c, systolische bloeddruk en ldl-cholesterol bedroegen 6,9%, 142 mmHg en 2,3 mmol/l. Van de patiënten met een HbA1c > 8,5% was 16% behandeld met 1 oraal middel en gebruikte 50% insuline. Bij 27% van deze patiënten werd de behandeling vervolgens aangepast. Tussen 2004 en 2007 nam de gemiddelde HbA1c-waarde iets af, maar veranderde de behandelingsgraad niet. De systolische bloeddruk was ≥ 140 mmHg bij 56% van de patiënten; 19% van hen gebruikte geen antihypertensivum. De gemiddelde systolische bloeddruk daalde van 2004-2007 met 6 mmHg, terwijl de behandelingsgraad nauwelijks toenam. Van de 39% patiënten met een ldl-cholesterolwaarde ≥ 2,5 mmol/l gebruikte 49% geen statine. In 2004 steeg het percentage patiënten dat een statine gebruikt.
Conclusie
De dalende trends in populatiegemiddelden van HbA1c, systolische bloeddruk en ldl-cholesterolwaarden suggereren verbetering van de zorgkwaliteit. Bij patiënten met onvoldoende gereguleerde risicofactoren werd de medicamenteuze behandeling relatief weinig aangepast. Er is dus ruimte voor een verbetering van de zorg.
Reacties