Samenvatting
Doel
Het vergelijken van de bruikbaarheid van de biochemische marker ‘koolhydraat-deficiënt transferrine’ (CDT) met die van bestaande laboratoriumtests voor chronisch overmatig alcoholgebruik.
Opzet
Prospectief.
Plaats
Verslavingskliniek Paschalis te Wanssum (Limburg).
Methode
Verslaafden voor een ontwenningskuur (n = 125) werden bij opname ondervraagd naar hun alcoholgebruik in de voorafgaande weken. Op basis van het criterium meer of minder dan 60 g alcohol gemiddeld per dag werd een verdeling gemaakt op grond van wel en niet overmatig alcoholgebruik (mannen: 52 wel, 51 niet; vrouwen: 12 wel, 10 niet). In het bloed, dat 2 dagen na opname afgenomen was, werden het gemiddelde erytrocytenvolume (MCV), gamma-glutamyltranspeptidase (γGT) en de totale transferrineconcentratie gemeten, alsmede CDT volgens 2 methoden (CDTect en CDTriTIA)
Resultaten
Bij mannen was de CDTect-bepaling de gevoeligste: sensitiviteit 82 met een specificiteit van 88; de sensitiviteit en specificiteit van de γGT-bepaling waren 62 en 86, van de CDTriTIA 50 en 95, van de MCV-bepaling 34 en 98. De combinatie van positieve γGT- en CDTect-uitslagen leidde tot een voorspellende waarde van alcoholgebruik > 60 g per dag van 100. Door de combinatie van de uitslagen in een logistisch regressiemodel te gebruiken, kon de kans op chronisch overmatig alcoholgebruik worden berekend. De subgroepen vrouwen waren te klein om de statistische significantie te bepalen van de verschillen tussen de tests.
Conclusie
De CDTect-test voor de detectie van chronisch overmatig alcoholgebruik was gevoeliger dan de conventionele tests. De combinatie van de γGT- en CDTect-uitslagen vergrootte de voorspellende waarde van positieve uitslagen van de diagnostiek van chronisch overmatig alcoholgebruik.
Reacties