Samenvatting
Doel
‘Routine outcome monitoring’ (ROM) neemt een steeds grotere plaats in in de geestelijke gezondheidszorg, maar over het gebruik in de dagelijkse klinische praktijk is weinig bekend. Wij onderzochten in hoeverre ROM-uitkomsten zijn terug te vinden in de behandelplannen van psychotische patiënten.
Opzet
Transversaal onderzoek.
Methode
In Noord-Nederland is ROM-Phamous geïmplementeerd, een ROM-protocol voor patiënten met een psychotische aandoening waarin gegevens worden verzameld op basis van interviews, vragenlijsten en lichamelijk onderzoek. Uit de ROM-Phamous database van 2010 (n = 1040) trokken we een willekeurige steekproef van 100 patiënten waarin we de prevalentie van een aantal probleemgebieden bepaalden. Vervolgens is onderzocht of deze problemen gerapporteerd werden in de behandelplannen van patiënten.
Resultaten
De steekproef bestond uit 63 mannen en 37 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 44 jaar en een gemiddelde ziekteduur van 18 jaar. De prevalentie van symptomen en psychosociale problemen was 13-37%, de prevalentie van cardiovasculaire risicofactoren was 11-86%. De meeste met ROM vastgestelde problemen vonden wij niet terug in de behandelplannen. Echter, ook het omgekeerde kwam voor: met name psychosociale problemen die in behandelplannen werden vermeld, kwamen niet altijd in de ROM naar voren.
Conclusie
ROM en behandeling zouden in de ggz idealiter geïntegreerd moeten zijn, maar het lijken momenteel gescheiden processen. Als het lukt de integratie tussen ROM en klinische praktijk te optimaliseren, zou dit kunnen leiden tot betere zorg aan psychiatrische patiënten. Hiernaar is echter meer onderzoek nodig.
Reacties