Zie ook het artikel op bl. 1084.
De diagnose ‘transient ischaemic attack’ (TIA) wordt in de klinische praktijk vaak overwogen bij patiënten. Meestal worden zij in eerste instantie gezien door de huisarts, een arts op de Spoedeisende Hulp of de neuroloog. Men beschikt over goede diagnostische criteria voor het vaststellen van een TIA.1 De inzichten over diagnostiek, behandeling en prognose hebben er de laatste jaren toe geleid dat patiënten steeds sneller en beter behandeld worden, zodat de kans op een herseninfarct in de toekomst kan worden verkleind.2 Het stellen van de diagnose ‘TIA’ is in de dagelijkse praktijk vaak moeilijk en gebaseerd op de anamnese. Volgens de huidige richtlijnen spreekt men van een TIA bij focale uitvalsverschijnselen, zoals een hemiparese of een afasie, die korter dan 24 uur aanhouden.1 Vaak presenteren zich echter ook patiënten met voorbijgaande neurologische verschijnselen die niet aan de criteria van een…
Reacties