‘Far better an approximate answer to the
right question, which is often vague, than
an exact answer to the wrong question,
which can always be made precise.’1
Een patiënt met een chronische aandoening, bijvoorbeeld de ziekte van Parkinson, bezoekt het spreekuur van de huisarts of de specialist. Op de vraag naar het welbevinden van de patiënt kan een scala van antwoorden volgen, uiteenlopend van ‘fantastisch’ via ‘het gaat wel’ tot ‘beroerd’. Het is niet zo gemakkelijk om dit soort antwoorden in maat en getal uit te drukken. Wanneer we dit willen oplossen door de patiënt te vragen een kruisje te zetten op een lijn die van ‘heel goed’ naar ‘heel slecht’ loopt (visuele analoge schaal), dan is het nog steeds niet duidelijk of de patiënt de gemiddelde toestand of die van het moment beschrijft. Ook weten we dan niet waarmee die vergeleken wordt: met de toestand bij het vorige…
Reacties