artikel
Terwijl ik dit schrijf, zondagochtend 22 maart, realiseer ik me dat ik niet weet hoe de wereld eruit zal zien wanneer u dit leest. Op de actualiteit ingaan is een betrekkelijke illusie.
Ieder van ons is vol compassie met de medemens die, volkomen onschuldig, ten prooi valt aan COVID-19. Onschuldig, omdat met COVID in het ziekenhuis terechtkomen dubbel pech is: tegen het virus aanlopen én, om redenen die we hopelijk gaan ontdekken, er heel erg ziek van worden.
Veel van onze dagelijkse ziekten zijn het gevolg van een individuele leefstijl, maar deze is dat niet. Hooguit is onze collectieve leefwijze – op kluitjes leven en continu de wereld over vliegen – debet aan deze pandemie.
Niet alleen zijn onze gedachten bij het onrechtvaardige leed van de COVID-patiënten, velen van ons zijn ook nog eens de hele dag keihard aan het werk in de huisartsenpraktijk, op de spoedeisende hulp of op een van de COVID-afdelingen van ziekenhuizen. Vele anderen storten zich op logistieke en organisatorische maatregelen.
Toch gaan mijn gedachten ook af en toe uit naar patiënten die iets anders hebben. Tuurlijk kan de diabetespatiënt best even wachten met de reguliere policontrole, maar wat als je (bang bent dat je) kanker hebt, of anderszins nare of beangstigende klachten hebt? Word je nu wel goed en snel geholpen? En zo niet, hoe lang moet je dan wachten? Ik vermoed, en zie al om mij heen, dat deze patiënten aandacht te kort dreigen te komen. We werken dagelijks vol toewijding aan de COVID-crisis, maar moeten oppassen andere patiënten niet te veel uit het oog te verliezen.
Reacties