Ioniserende straling en radioactieve stoffen in het milieu: effecten en dosislimieten

Klinische praktijk
G.W. Barendsen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1991;135:1865-8

De hele wereldbevolking is altijd blootgesteld geweest aan ioniserende straling en radioactieve stoffen uit kosmische en aardse bronnen. De doses ontvangen van deze natuurlijke bronnen zijn echter te laag om aantoonbare effecten te hebben. Reeds enkele jaren na de ontdekkingen van straling en radioactiviteit door Röntgen, Becquerel en Curie werd duidelijk dat grotere doses straling allerlei schadelijke gevolgen kunnen hebben in diverse weefsels, onder andere in een vroeg stadium erytheem, in een laat stadium fibrose en necrose. Later bleek dat ook kwaadaardige ziekten kunnen worden geïnduceerd. Op grond van waarnemingen in de eerste decennia van de 20e eeuw werd in 1928 door het Internationale Congres van Radiologen een commissie ingesteld die aanbevelingen ging opstellen voor het veilig toepassen van ioniserende straling in medisch diagnostisch onderzoek. Sindsdien heeft de stralingshygiëne een voortdurende ontwikkeling te zien gegeven, waarbij de theoretische analyses van dosis-effectrelaties en praktische aanbevelingen in een aantal opzichten hebben gediend…

Auteursinformatie

Universiteit van Amsterdam, Laboratorium voor Radiobiologie, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Prof.dr.G.W.Barendsen, radiobioloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties