Samenvatting
- Voor patiënten met een mammacarcinoom geeft de status van de oksellymfeklieren belangrijke prognostische informatie. Als er uitsluitend micrometastasering (diameter ≤ 2,0 mm) is, wordt de prognose voornamelijk bepaald door eigenschappen van de primaire tumor. Histopathologisch onderzoek van okselklieren hoeft daarom niet gericht te zijn op het aantonen van micrometastasen om een prognoseschatting te kunnen geven.
- De schildwachtklierbiopsie wordt in toenemende mate toegepast als alternatieve stadiëringsmethode en om de indicatie voor okselklierdissectie te stellen.
- Om de kans op het missen van lymfekliermetastasering te verkleinen, wordt de schildwachtklier intensiever onderzocht, resulterend in het vinden van micrometastasen bij 10-20 van de schildwachtkliernegatieve patiënten.
- Het blijkt dat de hoeveelheid tumor in de schildwachtklier correleert met de kans op het vinden van uitgebreidere metastasering in de oksel: bij micrometastasering in de schildwachtklier is die kans gemiddeld 18, bij submicrometastasering (diameter ≤ 0,2 mm) 12.
- Als intensief microscopisch onderzoek nagelaten wordt, zou dat resulteren in een gering fout-negatievenpercentage (1,1-2,5 van alle patiënten die een schildwachtklierprocedure ondergaan) dat lager is dan het fout-negatievenpercentage van de schildwachtklierprocedure zelf (gemiddeld 3,2).
- Daarom wordt het nut van intensieve bewerking van de schildwachtklier met sprongseries met geringe niveauverschillen en de toepassing van immunohistochemische kleuringen betwijfeld.
Reacties