Inleiding
Door de eeuwen heen is erectiele dysfunctie een bron van pijn, vernedering en schaamte geweest voor degenen die eraan leden. Zelfs in 1984 nog schreef Kaplan: ‘The impotent male is without doubt one of the saddest figures on the stage of human drama.’1 Lange tijd werd impotentie beschouwd als de vloek van Jehova,2 of toegeschreven aan middeleeuwse hekserij.3 Aan het eind van de 19e eeuw veranderden de opvattingen daarover en impotentie werd vooral geassocieerd met seksuele uitspattingen, overmatige masturbatie en gonorroe.4 Door de opkomst van de psychoanalyse week deze somatische interpretatie naar de achtergrond. Stekel, een leerling van Freud, meende dat 90 van de gevallen van impotentie psychogeen bepaald is,5 een mening die door vele clinici – niet door Freud zelf – werd overgenomen: ‘For every one case of organic impotence that comes my way, I see at least 10 of psychological impotence’, verzuchtte…
Reacties