Samenvatting
Doel
Beschrijven van welke zorg vrouwen met een postpartumdepressie (PPD) in Nederland gebruikmaken vanwege hun klachten, welke impact PPD heeft op hun algemene zorggebruik en dat van hun kind, en wat de impact op hun arbeidsparticipatie is.
Opzet
Beschrijvend vragenlijstonderzoek.
Methode
De gegevens zijn afkomstig van de controlegroep van een prospectieve vergelijkende studie naar de effectiviteit van screening op PPD binnen de setting van de jeugdgezondheidszorg. Deze gegevens werden verkregen met 2 onlinevragenlijsten. De demografische kenmerken van de moeder werden 3 weken post partum nagevraagd. Twaalf maanden post partum werd navraag gedaan naar een doorgemaakte depressie sinds de bevalling, naar zorggebruik vanwege depressieve klachten en algemeen zorggebruik sinds de bevalling door zowel moeder als kind, en naar arbeidsparticipatie tot 12 maanden post partum. Verschillen werden getoetst met de χ2-toets en de student-t-toets.
Resultaten
Van de 1049 deelnemende vrouwen gaven er 99 (9,4%) aan dat zij in het jaar sinds de bevalling een depressie hadden doorgemaakt. Bij 71% van de 99 ‘vrouwen met PPD’ was er sprake van minstens enig zorggebruik gericht op de PPD-klachten. Bij 31,3% van de vrouwen met PPD werd de diagnose ‘depressie’ gesteld, en 37,7% werd daadwerkelijk behandeld. Moeders met PPD maakten aanzienlijk meer gebruik van zorgverlening voor zichzelf en hun kind dan moeders zonder PPD. Het arbeidsverzuim lag statistisch significant hoger onder vrouwen met PPD.
Conclusie
Het beperkte aantal vrouwen met PPD dat daarvoor behandeld werd en de maatschappelijke kosten die PPD met zich meebrengt, rechtvaardigen een investering in structurele signalering en zorgpaden op maat voor vrouwen met PPD.
Reacties