Samenvatting
- Ernstige congenitale immuundeficiënties zijn zeldzaam. In West-Europa en Noord-Amerika komen ze bij ongeveer 1:10.000 pasgeborenen voor.
- Recidiverende infectieziekten, vaak met opportunistische micro-organismen, en auto-immuunziekten zijn kenmerkend voor ernstige immuundeficiënties.
- Bij nogal wat patiënten komt een immuundeficiëntie voor als onderdeel van een syndroom.
- Een immunologische afweerstoornis kan het gevolg zijn van het geheel ontbreken, het sterk gereduceerd zijn of het disfunctioneel zijn van één of meer celsoorten, of van celgebonden of gesecreteerde producten. Voor de overzichtelijkheid kan men het immuunsysteem onderverdelen in: een cellulaire compartiment (specifiek T- en B-cellen, en aspecifiek ‘natural killer’(NK)-cellen en myelomonocytaire cellen), een compartiment voor cellulaire interactie (adhesie, costimulatie en communicatie door cytokinen) en een aspecifiek opsonisatiecompartiment.
- Bij deficiënte humorale immuniteit kan men behandelen met antimicrobiële middelen en met substitutie van immuunglobulinen, bij fagocytenstoornissen met intracellulair werkzame antibiotica en bij stoornissen van de cellulaire immuniteit met transplantatie van allogene hematopoëtische stamcellen en in de toekomst wellicht met reparatie van het gendefect door somatische gentherapie.
Reacties