Samenvatting
- Hoewel de laatste 50 jaar een enorme hoeveelheid kennis over etiologie en pathogenese van auto-immuunziekten is vergaard, zijn belangrijke vragen nog niet of onvoldoende beantwoord, hetgeen blijkt uit de zeer beperkte therapeutische toepassing van deze kennis.
- Autoreactieve B- en T-cellen zijn echter wel aantoonbaar bij gezonde individuen, maar onder normale omstandigheden leidt dit niet tot ziekte doordat bijvoorbeeld noodzakelijke co-factoren ontbreken, B-lymfocyten voor antilichaamproductie hulp nodig hebben van geschikte autoreactieve T-helpercellen, door de werking van T-suppressorcellen en door de anti-idiotypische antilichamen en T-celreceptoren die gericht kunnen zijn tegen de antigeenreceptoren van autoreactieve B- en T-cellen.
- Auto-immuunziekten worden wel ingedeeld in orgaanspecifieke (bijvoorbeeld ziekte van Graves) en gegeneraliseerde auto-immuunziekten (bijvoorbeeld lupus erythematodes disseminatus).
- Grofweg bestaan er twee hypothesen over de etiologie of het ontstaan van auto-immuunziekten. In de eerste hypothese is een specifiek antigeen de drijvende factor, in de tweede is een ontregeling van het immuunsysteem primair.
- Er zijn nog maar weinig nieuwe geneesmiddelen of behandelingen ontwikkeld op basis van de nieuwe inzichten in de pathogenese van auto-immuunziekten.
Reacties