Samenvatting
– Antistoffen tegen fosfolipiden zijn een risicofactor voor trombotische aandoeningen, maar ook voor vruchtdood, pre-eclampsie, foetale nood en dysmaturiteit. Tot deze antistoffen (aPLab) behoren het lupusanticoagulans (LAC) en anticardiolipineantistoffen (aCL).
– Deze antistoffen worden onder meer gevonden bij patiënten met lupus erythematodes disseminatus (SLE), maar ook bij patiënten met ‘lupus-like disease’ en bij vrouwen met (in de voorgeschiedenis) verschijnselen die passen bij antifosfolipidesyndroom.
– Screening op aPLab is aan te bevelen indien bij deze vrouwen zwangerschapswens bestaat en bij vrouwen met recidiverende vruchtdood na de 12e zwangerschapsweek.
– Het is niet duidelijk of de antifosfolipideantistoffen een direct schadelijk effect hebben of een begeleidend fenomeen zijn.
– Secundaire preventie is mogelijk met acetylsalicylzuur (80 mgdag), eventueel in combinatie met heparine (5000-12.000 eenheden 2 dd) subcutaan. De tromboseprofylaxe moet men tot 6 weken na de partus voortzetten.
Reacties