Zie ook het artikel op bl. 862.
Inleiding
Het immuunsysteem is in staat om in het lichaam binnengedrongen micro-organismen uit te schakelen en andere ‘ongewenste processen’ onder controle te houden. Binnen het immuunsysteem kan onderscheid gemaakt worden tussen een niet-specifiek deel en een deel dat in staat is om zeer gerichte (antigeen-specifieke) afweerfuncties te vervullen. Het niet-specifieke immuunsysteem bestaat uit granulocyten en andere fagocyterende cellen zoals monocyten en macrofagen, evenals uit allerlei eiwitten, zoals lysozym en complementfactoren.1 Het specifieke immuunsysteem bestaat uit T- en B-lymfocyten; beide hebben op hun celmembraan unieke receptoren, waarmee specifiek een bepaald antigeen herkend kan worden.1 Iedere afzonderlijke lymfocyt brengt duizenden identieke receptoren tot expressie, die derhalve alle dezelfde specificiteit hebben. Voor de B-lymfocyten vervult het immunoglobuline (Ig) de receptorfunctie.2 De onlangs ontdekte antigeen-specifieke receptor van de T-lymfocyten wordt T-cel-receptor (TcR) genoemd (figuur 1).3
De vele verschillende antigenen waarmee het immuunsysteem…
Reacties