Identificatie van de schildwachtklier bij patiënten met mammacarcinoom

Onderzoek
O.E. Nieweg
B.A.E. Kapteijn
J.L. Peterse
E.J.Th. Rutgers
J.A. van Dongen
B.B.R. Kroon
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1996;140:2235-9
Abstract

Samenvatting

Doel

Onderzoeken of okselkliermetastasering bij mammacarcinoom sequentieel verloopt en of de lymfklier waar het mammacarcinoom rechtstreeks op draineert (schildwachtklier) kan worden geïdentificeerd in een mamma-amputatiepreparaat.

Opzet

Descriptief onderzoek.

Plaats

Het Nederlands Kanker Instituut (Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis), Amsterdam.

Methode

Bij 22 patiënten met klinisch niet-gedissemineerd mammacarcinoom en 5 mammacarcinoompatiënten met palpabele axillaire lymfadenopathie werd de kleurstof patentblauw preoperatief toegediend in de tumor. Na mamma-amputatie en okselklierdissectie werden in het preparaat de blauwgekleurde afvoerende lymfvaten geprepareerd tot de uitmonding in de schildwachtklier. Deze klieren werden uitgenomen en afzonderlijk op de aanwezigheid van gemetastaseerd tumorweefsel onderzocht.

Resultaten

Bij 25 patiënten met palpabele okselkliermetastasen en bij 1 patiënt met een tumor mediaal in de mamma werd geen schildwachtklier gevonden. Bij de 22 patiënten zonder palpabele klieren werden in totaal 35 schildwachtklieren geïdentificeerd (gemiddeld 1,6 per patiënt; uitersten: 1-4). Bij 10 van hen werd tumorweefsel in een schildwachtklier aangetoond, bij 6 van deze 10 werd in de overige klieren geen tumorweefsel gevonden. Geen enkele maal werd tumorweefsel in de overige klieren gevonden als de schildwachtklier daar vrij van was.

Conclusies

Lymfogene metastasering bij mammacarcinoom lijkt sequentieel te verlopen. Drainage van ingespoten patentblauw vindt bij mammacarcinoompatiënten plaats vanuit de tumor naar de regionale lymfklieren. Deze klieren zijn – ex vivo – te identificeren.

Auteursinformatie

Het Nederlands Kanker InstituutAntoni van Leeuwenhoek ziekenhuis, Plesmanlaan 121, 1066 CX Amsterdam.

Afd. Heelkunde: dr.O.E.Nieweg, dr.E.J.Th.Rutgers, prof.dr.J.A.van Dongen en dr.B.B.R.Kroon, chirurgen; B.A.E.Kapteijn, arts.

Afd. Pathologie: dr.J.L.Peterse, patholoog.

Contact dr.O.E.Nieweg

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Veldhoven, november 1996,

In zijn commentaar op de artikelen van Nieweg et al. (1996;2235-9) en Meijer et al. (1996;2239-43) over de schildwachtklierbiopsie bij het mammacarcinoom roept Van de Velde (1996;2223-5) op tot enige terughoudendheid, gezien de onzekerheden die nog zouden bestaan bij deze nieuwe kankerbehandeling. Volgens ons is hier geen sprake van een behandeling, maar van een uitbreiding en verfijning van de diagnostiek.

In zijn commentaar geeft Van de Velde overigens zelf reeds aan dat Giuliano et al. aantoonden dat met schildwachtklierbiopsie een nauwkeuriger stadiëring kon worden uitgevoerd dan met de conventionele complete okseldissectie (gouden standaard).1 Het argument dat het okselkliertoilet ook een belangrijke therapeutische waarde heeft, kan alleen van belang zijn voor patiënten met een positieve okselstatus. Nauwkeuriger diagnostiek zou er nu juist toe bijdragen dat deze groep na een therapeutische dissectie tevens geen adjuvante behandeling wordt onthouden.

In onze kliniek wordt sinds ongeveer een jaar bij patiënten met een klinisch T1-2N0-mammacarcinoom in onderzoeksverband de schildwachtklierbiopsie uitgevoerd. Inmiddels werd bij 46 patiënten lymfoscintigrafie verricht. Bij 30 van hen kon een schildwachtklier worden gelokaliseerd en apart verwijderd.

Er bleek 12 maal een positieve okselstatus te bestaan; in al deze gevallen was ook steeds de schildwachtklier positief (8 maal als enige; voorspellende waarde 100%). Onder 16 van de 46 patiënten bij wie de schildwachtklierbiopsie niet kon worden uitgevoerd, was er bij 2 een uitsluitend parasternale lokalisatie.

Kan Van de Velde ons uitleggen dat het uitvoeren van een complete okseldissectie bij deze laatste 2 patiënten nog steeds als gouden standaard dient te worden beschouwd? Hoewel wij die bij deze 2 patiënten wel hebben uitgevoerd en wij hun konden berichten dat alle okselklieren goed waren en adjuvante behandeling niet noodzakelijk was, bleven wij toch met een onbehaaglijk gevoel van een medische schijnbeweging achter.

Bij de evaluatie van het schildwachtklierbiopsie-model zijn in feite maar twee vragen van belang:

– Wat is de beste lokalisatietechniek?

– Hoe hoog is het aantal fout-negatieve uitslagen? Dit laatste percentage is tot op heden uitermate laag en zal naar verwachting niet hoger uitkomen dan 1-2. Het dient dan afgezet te worden tegen het extra voordeel van het opsporen en vinden van de schildwachtklier buiten het te verwachten operatiegebied. In onze groep was dit bij 2 van de 30 patiënten het geval.

In de groep van Krag et al. bleek dat in 3 van de 18 gevallen de schildwachtklier buiten het verwachte okseldissectiepreparaat lag.2 Het betreft hier vooral klieren gelegen rond het caudobasale snijvlak, dat chirurgisch-technisch niet uniform gedefinieerd is. Indien wij de gammaprobe niet peroperatief gebruikt zouden hebben, zouden wij deze 2 patiënten van ons ten onrechte een negatieve okselstatus hebben toegekend en zou hun een adjuvante behandeling zijn onthouden. Dit percentage van extra positieve klieren dient derhalve afgezet te worden tegen het uiteindelijke percentage fout-negatieve klieren.

Wij zijn van mening dat de terughoudendheid in het commentaar van Van de Velde niet geheel op haar plaats is en spreken de verwachting uit dat binnen afzienbare tijd de gouden standaard bij het mammacarcinoom, de directe electieve complete okselklierdissectie, als obsoleet zal worden beschouwd.

R.M.H. Roumen
Literatuur
  1. Giuliano AE, Dale PS, Turner RR, Morton DL, Evans SW, Krasne DL. Improved axillary staging of breast cancer with sentinel lymphadenectomy. Ann Surg 1995;222:394-401.

  2. Krag DN, Weaver DL, Alex JC, Fairbank JT. Surgical resection and radiolocalization of the sentinel lymph node in breast cancer using a gamma probe. Surg Oncol 1993;2:335-40.

C.J.
H VAN DE VELDE

Leiden, december 1996,

Collega Roumen vraagt mij uit te leggen waarom nog steeds bij een parasternaal gelokaliseerde schildwachtklier een okselkliertoilet verricht moet worden.

De gouden standaarden zijn door gerandomiseerd fase-III-onderzoek met vele jaren follow-up totstandgekomen. Een recent, relatief klein onderzoek herbevestigt de positie van het okselkliertoilet.1 Fase-II-onderzoek kan en mag deze standaard niet zomaar verwerpen. De vraag zou op grond van de bevindingen van Roumen kunnen luiden waarom wij geen standaard (of op speciale indicatie) parasternaal lymfkliertoilet of beter A.-thoracica-interna-lymfkliertoilet uitvoeren. Wij weten immers dat er gemiddeld bij 25% van de patiënten microscopische tumorgroei in de klierketen langs de A. mammaria interna (parasternaal) aantoonbaar is.2 Op grond van fase-III-onderzoek hebben wij besloten deze parasternale klieren niet meer te verwijderen, daar de biologische betekenis een andere is dan de axillaire.3 De prognostische waarde is echter wel degelijk aangetoond, hetgeen bij een indicatie voor een schildwachtklierbiopsie tot een herevaluatie zou kunnen leiden.

C.J. H VAN DE VELDE
Literatuur
  1. Cabanes PA, Salmon RJ, Vilcoq JR, Durand JC, Fourquet A, Gautier C, et al. Value of axillary dissection in addition to lumpectomy and radiotherapy in early breast cancer. The Breast Carcinoma Collaborative Group of the Institut Curie. Lancet 1992;339:1245-8.

  2. Velde CJH van de, Leer JWH. De betekenis van de regionale lymfklierstations bij de metastasering van het mammacarcinoom en implicaties voor behandeling. [LITREF JAARGANG="1985" PAGINA="1865-70"]Ned Tijdschr Geneeskd 1985;129:1865-70.[/LITREF]

  3. Lacour J, Le M, Caceres E, Koszarowski T, Veronesi U, Hill C. Radical mastectomy versus radical mastectomy plus internal mammary dissection. Ten year results of an international cooperative trial in breast cancer. Cancer 1983;51:1941-3.