Hysterie, een van de oudste benamingen van psychisch lijden, kreeg een nieuwe betekenis toegekend door Freud en de psychoanalyse. Wat de diagnose ‘hysterie’ betreft: die was voor Freud al niet duidelijk af te bakenen, zoals hij onder meer schrijft in zijn ‘Epikrise’ bij Frau Emmy v.N., een van de patiënten uit Studien über Hysterie.1 Inmiddels is de twijfel alleen maar groter geworden.
Hoort een verzamelbegrip als de hysterie nu op de grote schroothoop der geschiedenis, is het een scheldwoord, of een toelaatbare diagnose? Welk belang hechtte Freud in zijn latere theorievorming zèlf aan zijn oorspronkelijke hysteriestudies, en wat is de plaats van de hysterie in het psychoanalytisch denken van vandaag? Op deze vragen zal ik trachten een antwoord te geven met behulp van enkele historische verkenningen. De centrale stelling van de Studien, namelijk dat belevenissen die emotioneel onvoldoende afgereageerd zijn, werkzaam blijven in een afgesplitst deel van de psyche…
Reacties