Samenvatting
- In Nederland wordt veel drop gegeten (jaarlijks gemiddeld 2 kg per persoon) en wint zoethouttheeconsumptie aan populariteit. Het effect van het in deze middelen aanwezige glycyrrhizine op de bloeddruk is vanuit de pathofysiologie eerder beschreven.
- In een literatuurstudie werd nagegaan wat het kwantitatieve effect was van de consumptie van deze producten op de bloeddruk. In PubMed en Embase stonden 7 publicaties, alle van kortetermijnstudies.
- Deze studies lieten zien dat een inname van meer dan 95 mg glycyrrhetinezuur per dag een stijging van de bloeddruk teweegbracht.
- Als praktische richtlijn voor de dagelijkse dropconsumptie lijkt een aanvaardbare dagelijkse inname van 9,5 mg glycyrrhetinezuur per dag een reële waarde. Voor drop zou dit een maximumconsumptie van ongeveer 10-30 g (2-5 dropjes) per dag betekenen, en voor zoethoutthee een half kopje per dag.
- Bij de diagnostiek van hypertensie moet rekening worden gehouden met zoethoutthee- en dropconsumptie.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:2825-8
artikel
Consumptie van drop en zoethoutthee wordt beschouwd als mogelijke oorzaak van hypertensie. In Nederland is het dropgebruik een factor van betekenis: er wordt per jaar 32 miljoen kg drop geconsumeerd. Dat betekent dat iedere Nederlander per jaar gemiddeld 2 kg drop eet. Van zoethoutthee is niet bekend hoeveel er jaarlijks van wordt geconsumeerd, maar de theesoort wint aan populariteit.1
In de laatste standaard ‘Hoge bloeddruk’ van het Nederlands Huisartsen Genootschap werd de consumptie van drop in de anamnese opgenomen. In de standaard ‘Cardiovasculair risicomagement’ is dat niet meer het geval. Het is onduidelijk in hoeverre artsen bij de diagnostiek van hypertensie in de praktijk rekening moeten houden met eventueel gebruik van drop en zoethoutthee.
glycyrrhizine
Voor de typische smaak van drop is de stof glycyrrhizine verantwoordelijk. Dit is een zoetstof die 30-50 keer zo zoet is als suiker, maar die niet schadelijk is voor de tanden. Deze zoetstof komt uit de zoethoutwortel, een wortel van de zoethoutstruik Glycyrrhiza glabra (vlinderbloemfamilie). Naast bestanddeel in drop is glycyrrhizine ook een essentieel bestanddeel in zoethoutthee. Verder wordt glycyrrhizine ook toegevoegd aan medicijnen (om de bittere smaak te maskeren), de alcoholische dranken ouzo en pernod, tabak (als smaakverbeteraar), kauwgom, hoestdrank en keelpastilles (www.food-info.net/nl/national/ww-drop.htm).1 In drop zit ongeveer 100 mg glycyrrhizine per 100 g, terwijl in zoethoutthee in droge vorm gemiddeld 2000 mg glycyrrhizine per 100 g is verwerkt.
Andere bestanddelen van drop zijn arabische gom (hars uit de acaciaboom) of, tegenwoordig, gemodificeerd zetmeel, die zorgen voor de ‘gommigheid’ van de drop, suiker (30-60), koolstof of caramel om de van nature bruinige en ietwat doorzichtige drop donkerder te kleuren, en geur- en smaakstoffen, al dan niet synthetisch (eucalyptus, honing, anijs). Meestal wordt aan drop nog wat zout toegevoegd.
Farmacologie
Glycyrrhizine wordt in het maag-darmkanaal door hydrolyse omgezet in glycyrrhetinezuur,2 3 dat vervolgens in de bloedbaan wordt opgenomen. In de nieren remt dit zuur het enzym 11-?-hydroxysteroïddehydrogenase type 2 (11-?-HSD2) dat verantwoordelijk is voor de omzetting van cortisol in cortison. Daardoor stijgt de concentratie van het vrije cortisol in de nieren. Cortisol heeft een stimulerend effect op de mineralocorticoïde receptoren, hetgeen resulteert in natriumretentie en kaliumexcretie (figuur).4 Door de natriumretentie wordt er meer water vastgehouden, waardoor het circulatoire volume stijgt. Dit effect wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een onderdrukking van het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS).5
Kliniek
Het klinische beeld dat als gevolg van de cortisolverhoging in de nieren ontstaat, wordt ook wel pseudohyperaldosteronisme genoemd en lijkt erg op het autosomaal recessief overervende ziektebeeld van schijnbare mineralocorticoïdovermaat (‘apparent mineralocorticoid excess’).6 Kenmerken van (pseudo)hyperaldosteronisme zijn: natriumretentie, hypokaliëmie en verlaagde renine- en aldosteronconcentraties.
Het feit dat er meestal ook zout in drop verwerkt is, zou mogelijk een rol kunnen spelen bij het effect van dropconsumptie op de bloeddruk. Zoete drop bevat per 100 g ongeveer 200 mg natrium, zoute drop maar 150 mg (www.voedingswaardetabel.nl/voedingswaarde/?q=D&vw=vm). Men zou juist in zoute drop een hoger natriumgehalte verwachten. Echter, zoute drop bevat minder suiker, waardoor het zout duidelijker te proeven is (www.food-info.net/nl/national/ww-drop.htm). De samenhang tussen zoutgebruik en hoogte van de bloeddruk is in diverse trials grondig onderzocht.7 Bij normotensieve personen werd een gemiddelde systolische bloeddrukstijging van 2,3 mmHg gemeten na inname van 2300 mg natrium verspreid over 24 uur.7 Bij een consumptie van 200 g drop per dag (circa 400 mg zout bevattend) zou de bloeddrukstijging als gevolg van de zoutinname ongeveer 0,4 mmHg bedragen. De bijdrage van het zout in drop aan de bloeddrukstijging lijkt hiermee verwaarloosbaar.
literatuuronderzoek
Methode
Wij voerden een literatuuronderzoek uit door in PubMed en Embase te zoeken op de termen ‘liquorice’, ‘hypertension’, ‘bloodpressure’, ‘glycyrrhetinic acid’ en ‘dose-response’. Alleen prospectieve studies die tussen 1985-2007 werden gepubliceerd, werden geselecteerd. Om de gegevens over de dosis-effectrelatie te onderzoeken, lieten wij casusstudies en studies met een looptijd van minder dan 7 dagen buiten beschouwing. Met behulp van de ‘Science citation index’ werd nagegaan of er nog meer publicaties waren.
Resultaten
Het zoeken leverde 7 studies op waarin het effect van glycyrrhetinezuurinname op de bloeddruk onderzocht was (tabel 1). In 4 studies kregen de proefpersonen drop,8 9 12 14 in de andere glycyrrhetinezuursupplementen. Er werd 1 studie met placebo uitgevoerd.11 In de andere studies vormden de proefpersonen hun eigen controle. In 4 studies werd een significant effect van glycyrrhetinezuur op de bloeddruk gezien.8-11 In de andere 3 studies werden geen bloeddrukstijgingen gerapporteerd, maar wel elektrolytverschuivingen, zoals natriumretentie en hypokaliëmie, die duidden op pseudohyperaldosteronisme.
In 1 studie werd opgemerkt dat de vrouwelijke proefpersonen een verhoogde gevoeligheid voor glycyrrhetinezuur vertoonden: in de vrouwelijke populatie werden grotere dalingen van de plasmaconcentraties van kalium en aldosteron en een lagere activiteit van het plasmarenine gemeten dan in de mannelijke.11 Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat vrouwen een tragere darmmotiliteit hebben dan mannen, waardoor de heropname van glycyrrhetinezuur via de enterohepatische kringloop verhoogd is.2
Een andere studie toonde bij personen met een pre-existente hypertensie een grotere bloeddrukstijging na inname van glycyrrhizine dan bij normotensieve personen.8 Tussen deze beide groepen werden geen onderlinge verschillen gevonden qua cortisol-cortisonratio in de urine of absolute daling van de plasmarenineactiviteit. Het verschil in gevoeligheid voor glycyrrhetinezuur tussen deze groepen kan dus niet worden verklaard door een verhoogde remming van het enzym 11-?-HSD2 of door een verminderde compensatie door het RAAS in de hypertensieve groep. Waardoor dit wel wordt veroorzaakt, is onbekend.
Er is weinig bekend over de reversibiliteit van het bloeddrukstijgende effect wanneer met de consumptie van drop en zoethoutthee wordt gestopt. In 1 van de bestudeerde studies herstelde de bloeddruk 4 weken na het beëindigen van de glycyrrhizine-inname; in een andere studie werd herstel na een periode van 6 maanden beschreven.8 15 De halfwaardetijd van glycyrrhetinezuur is in de orde van grootte van uren en draagt dus niet bij aan het begrip van de reversibiliteit.2
beschouwing
Het kwantitatieve onderzoek naar het effect van drop- en zoethouttheeconsumptie op de bloeddruk is beperkt. De uitgevoerde studies zijn klein en het effect van langdurige consumptie (langer dan 2 maanden) is niet onderzocht. Op grond hiervan kan men geen zwaarwegende conclusies en adviezen formuleren.
Aanvaardbare dagelijks inname
De 7 geïncludeerde studies lieten echter geen effect op de bloeddruk zien bij een inname van glycyrrhetinezuur van minder dan 95 mg per dag. Als houvast zou men dit als een aanvaardbare dagelijkse inname voor een gezond persoon kunnen beschouwen. Bij mensen met risicofactoren als hypertensie en een vertraagde darmmotiliteit zou een lagere aanvaardbare dagelijkse inname gehanteerd moeten worden om invloed op de bloeddruk uit te sluiten. Om te corrigeren voor intermenselijke variatie wordt de aanvaardbare dagelijkse inname in de praktijk veiligsheidshalve vaak verlaagd met een factor 10. Dit zou voor glycyrrhetinezuur betekenen dat men per dag niet meer dan 9,5 mg zou mogen nuttigen. Deze aanvaardbare dagelijkse inname komt overeen met eerder gepubliceerde waarden.11 16
Wat deze voorgestelde aanvaardbare dagelijkse inname in de praktijk betekent voor de drop- en zoethouttheeconsumptie is weergegeven in tabel 2. Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat men per dag 10-30 g drop (2-5 dropjes) en een half kopje zoethoutthee kan consumeren zonder dat dit een bloeddrukstijging veroorzaakt. Dit is lager dan de aanvaardbare dagelijkse inname die het Voedingscentrum hanteert, maar waarbij de extra veiligheidsmarge voor mensen met een verhoogde gevoeligheid niet ingecalculeerd is (www.voedingscentrum.nl/voedingscentrum/Public/Dynamisch/voedselveilighe…).
conclusie
Overmatig zoethoutthee- en dropgebruik kan tot een relevante bloeddrukstijging leiden. De voorgestelde aanvaardbare dagelijkse inname van 9,5 mg glycyrrhetinezuur per dag lijkt een veilige richtlijn om een bloeddrukstijging te voorkomen. Bij de diagnostiek van hypertensie moet rekening worden gehouden met zoethoutthee- en dropconsumptie. Naast de anamnese kan laboratoriumonderzoek (op natriumretentie, hypokaliëmie en verlaagde renine- en aldosteronconcentraties) informatie verschaffen over overmatig gebruik van glycyrrhizine. Het effect op de bloeddruk is na het stoppen met de consumptie reversibel, maar gegevens over de termijn waarop het oorspronkelijke bloeddrukniveau weer wordt bereikt, zijn niet eenduidig.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Literatuur
Brouwers AJBW, Meulen J van der. ‘Drophypertensie’; ook door zoethoutthee. Ned Tijdschr Geneeskd. 2001;145:744-7.
Ploeger B, Mensinga T, Sips A, Deerenberg C, Meulenbelt J, DeJongh J. A population physiologically based pharmacokinetic/pharmacodynamic model for the inhibition of 11 beta-hydroxysteroid dehydrogenase activity by glycyrrhetic acid. Toxicol Appl Pharmacol. 2001;170:46-55.
Krähenbühl S, Hasler F, Frey BM, Frey FJ, Brenneisen R, Krapf R. Kinetics and dynamics of orally 18 beta-glycyrrhetinic acid in humans. J Clin Endocrinol Metab. 1994;78:581-5.
Ferrari P, Lovati E, Frey FJ. The role of the 11 beta-hydroxysteroid dehydrogenase type 2 in human hypertension. J Hypertens. 2000;18:241-8.
Bowmer CJ, Yates MS. Drugs and the renal system. In: Crowe L, editor. Integrated pharmacology. Edinburgh: Mosby; 2002. p. 343-60.
Uum SH van. Liquorice and hypertension. Neth J Med. 2005;63:119-20.
Cutler JA, Follmann D, Allender PS. Randomized trials of sodium reduction: an overview. Am J Clin Nutr. 1997;65(2 Suppl):643S-51S.
Sigurjonsdottir HA, Manhem K, Axelson M, Wallerstedt S. Subjects with essential hypertension are more sensitive to the inhibition of 11 beta-HSD by liquorice. J Hum Hypertens. 2003;17:125-31.
Sigurjonsdottir HA, Franzson L, Manhem K, Ragnarsson J, Sigurdsson G, Wallerstedt S. Liquorice-induced rise in blood pressure: a linear dose-response relationship. J Hum Hypertens. 2001;15:549-52.
Ferrari P, Sansonnens A, Dick B, Frey FJ. In vivo 11 beta-HSD-2 activity: variability, salt sensitivity and effect of licorice. Hypertension. 2001;38:1330-6.
Gelderen CEM van, Bijlsma JA, Dokkum W van, Savelkoul TJ. Glycyrrhizic acid: the assessment of a no effect level. Hum Exp Toxicol. 2000;19:434-9.
Bernardi M, D’Intino PE, Trevisani F, Cantelli-Forti G, Raggi MA, Turchetto E, et al. Effects of prolonged ingestion of graded doses of licorice by healthy volunteers. Life Sci. 1994;55:863-72.
MacKenzie MA, Hoefnagels WH, Jansen RW, Benraad TJ, Kloppenborg PW. The influence of glycyrrhetinic acid on plasma cortisol and cortisone in healthy young volunteers. J Clin Endocrinol Metab. 1990;70:1637-43.
Stewart PM, Wallace AM, Valentino R, Burt D, Shackleton CH, Edwards CR. Mineralocorticoid activity of liquorice: 11 beta-hydroxysteroid dehydrogenase deficiency comes of age. Lancet. 1987;2(8563):821-4.
Heikens J, Fliers E, Endert E, Ackermans M, Montfrans G van. Liquorice-induced hypertension – a new understanding of an old disease: case report and brief review. Neth J Med. 1995;47:230-4.
Störmer FC, Reistad R, Alexander J. Glycyrrhizic acid in liquorice-evaluation of health hazard. Food Chem Toxicol. 1993;31:303-12.
(Geen onderwerp)
Groningen, december 2007,
In hun caput selectum over hypertensie door het gebruik van glycyrrhizinebevattende producten beantwoorden Boganen et al. de vraag in hoeverre dit gebruik de bloeddruk beïnvloedt (2007:2825-8). Op grond van de literatuur bevelen zij een aanvaardbare dagelijkse inname aan van 9,5 mg glycyrrhizine per dag. Deze hoeveelheid komt goed overeen met die van 10 mg per dag, die eerder door Størmer et al. werd voorgesteld.1 Boganen et al. gaan echter grotendeels voorbij aan de voor de clinicus relevante differentiële diagnostiek van hypokaliëmische hypertensie, en de voor de klinische praktijk zo belangrijke laboratoriumdiagnostiek, waarmee (overmatig) gebruik van glycyrrhizinebevattende producten aannemelijk kan worden gemaakt.
In een recent overzichtsartikel beschrijven Quinkler en Stewart een beslisboom voor de differentiële diagnostiek van hypokaliëmische hypertensie, waarbij wordt voorgesteld om, na het vaststellen van een lage aldosteronspiegel in combinatie met een lage plasmarenineactiviteit, de ratio van afbraakproducten van cortisol (tetrahydrocortisol en allo-tetrahydrocortisol) ten opzichte van cortison (tetrahydrocortison) in de urine te bepalen.2 Deze metabolieten kunnen worden bepaald met gaschromatografie, en de ratio is verhoogd bij overmatig gebruik van glycyrrhizinebevattende producten, ten gevolge van een door 18β-glycyrrhetinezuur (de actieve metaboliet van glycyrrhizine) gemedieerde remming van 11β-hydroxysteroïddehydrogenase type 2-activiteit in de nier.3 Een verhoogde ratio van enerzijds tetrahydrocortisol en allo-tetrahydrocortisol ten opzichte van anderzijds tetrahydrocortison in de urine komt echter ook voor bij het syndroom van Cushing op basis van het ectopisch adrenocorticotrofine(ACTH)-syndroom en bij het zeldzame ‘apparent mineralocorticoid excess’-syndroom.3 Het is daarom zinvol om de beschikking te hebben over een laboratoriumbepaling waarmee de concentratie van 18β-glycyrrhetinezuur in de urine specifiek gemeten kan worden, temeer daar het gebruik van glycyrrhizinebevattende producten regelmatig door de patiënt lijkt te worden onderschat, of zelfs wordt ontkend.
In ons laboratorium is een methode opgezet waarmee de 18β-glycyrrhetinezuurconcentratie in de urine kan worden gemeten met behulp van gaschromatografie.4 De detectiegrens bedraagt 10 μg/l bij een beschikbaar urinevolume van 10 ml, en kan worden verlaagd tot 3 μg/l door gaschromatografie-massaspectrometrie toe te passen. Omgerekend komt een concentratie van 3 μg/l ongeveer overeen met een glycyrrhizinehoeveelheid van 10 mg per dag, de aanvaardbare dagelijkse inname. Voor het diagnosticeren en volgen van patiënten die glycyrrhizinebevattende producten overmatig gebruiken, hebben wij de afgelopen jaren succesvol gebruikgemaakt van deze 18β-glycyrrhetinezuurbepaling,5 die routinematig wordt uitgevoerd door het Laboratoriumcentrum van het Universitair Medisch Centrum Groningen te Groningen.
Størmer FC, Reistad R, Alexander J. Glycyrrhizic acid in liquorice – evaluation of health hazard. Food Chem Toxicol. 1993;31:303-12.
Quinkler M, Stewart PM. Hypertension and the cortisol-cortisone shuttle. J Clin Endocrinol Metab. 2003;88:2384-92.
Kerstens MN, Dullaart RPF. 11β-hydroxysteroïddehydrogenase: eigenschappen en klinische betekenis van een sleutelenzym in het cortisolmetabolisme. [LITREF JAARGANG="1999" PAGINA="509-14"]Ned Tijdschr Geneeskd. 1999;143:509-14.[/LITREF]
Guillaume CPF, Molen JC van der, Kerstens MN, Dullaart RPF, Wolthers BG. Determination of urinary 18 beta-glycyrrhetinic acid by gas chromatography and its clinical application in man. J Chromatogr B Biomed Sci Appl. 1999;731:323-34.
Kerstens MN, Guillaume CPF, Wolthers BG, Dullaart RPF. Gas chromatographic-mass spectrometric analysis of urinary glycyrrhetinic acid: an aid in diagnosing liquorice abuse. J Intern Med. 1999;246:539-47.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, januari 2008,
De ingezonden brief van Dullaart et al. is een waardevolle aanvulling op de differentiaaldiagnostiek die noodzakelijk is om overmatige zoethoutthee- of dropconsumptie te kunnen aantonen.
Wij willen nogmaals het onderscheid tussen glycyrrhizine en glycyrrhetinezuur aangeven. Dit onderscheid is zeker van belang indien er absolute hoeveelheden als aanvaardbare dagelijkse inname worden voorgesteld. Glycyrrhizine is het kalium- of calciumzout van het glycoside glycyrrhizinezuur. De molmassa van glycyrrhizinezuur bedraagt 822,95 g/mol en de molecuulformule is C42H62O16. Bij de hydrolyse van glycyrrhizine in het maag-darmkanaal worden naast glycyrrhetinezuur, 2 moleculen glucuronzuur gevormd. De molmassa van glycyrrhetinezuur bedraagt 470,68 g/mol en de molecuulformule is C30H46O4. De aanbevolen hoeveelheid grammen glycyrrhetinezuur bedraagt dus circa de helft van de hoeveelheid glycyrrhizine. In de meeste literatuur en dus ook in ons caput selectum wordt de aanbevolen hoeveelheid gedefinieerd op basis van glycyrrhetinezuur. Gemeld dient te worden dat in de literatuur deze terminologie een aantal keren foutief wordt gebruikt.1 2
Geleijnse JM, Grobbee DE. Voeding en gezondheid – hypertensie. [LITREF JAARGANG="2003" PAGINA="996-1000"]Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:996-1000.[/LITREF]
Størmer FC, Reistad R, Alexander J. Glycyrrhizic acid in liquorice – evaluation of health hazard. Food Chem Toxicol. 1993;31:303-12.
(Geen onderwerp)
Tilburg, januari 2008,
Boganen et al. behandelen in hun caput selectum de dosis-effectrelatie van glycyrrhizine (2007:2825-8), waarbij langdurige toediening van eventueel hogere doseringen buiten beschouwing wordt gelaten. Graag vestigen wij nog eens de aandacht op de mogelijk ernstige gevolgen van langdurige drop- of zoethouttheeconsumptie door de niet-geïnformeerde consument. Wij zagen onlangs 2 patiëntes met een sterk verhoogde bloeddruk (tot 205/120 mmHg) en een diepe hypokaliëmie (2,0 mmol/l), die bij een van hen werd gecompliceerd door rabdomyolyse (creatine-fosfokinase (CPK): 5400 U/l). Vanwege een sterk verlengd QT-interval was tijdelijke opname op de Medium Care noodzakelijk. Beide patiëntes dronken 4 à 5 maal per week 1 tot 2 koppen zoethoutthee (1 zakje à 2 gram, Albert Heijn) gedurende 6 tot 12 maanden. Er werden geen andere oorzaken van secundaire hypertensie gevonden. De gestarte antihypertensieve medicatie kon in het poliklinisch vervolg volledig worden afgebouwd. Beide patiëntes hadden na een jaar zonder zoethouttheeconsumptie een normale bloeddruk en geen elektrolytstoornissen meer.
Opvallend was dat patiëntes bij presentatie geen tekenen van overvulling vertoonden. In de figuur geven Boganen et al. aan dat de hypertensie ontstaat door een natriumretentiegemedieerde toename van het circulerend volume. Waarschijnlijk speelt echter ook een volumeonafhankelijk, elektrofysiologisch mechanisme mee. De combinatie van natriumretentie en kaliumdepletie leidt tot een verhoogde contractietoestand van de gladde spiercel van arteriolen waardoor de perifere weerstand stijgt.1
De vraag is of patiëntes nu een hoge dosis glycyrrhizine binnenkregen of dat zij een abnormale gevoeligheid hadden voor de stof. Het laatste zou verklaard kunnen worden door dragerschap van een polymorfisme van 11-β-hydroxysteroïddehydrogenase type 2 (11-β-HSD 2). Een dergelijk gemuteerd enzym zou onder normale omstandigheden voldoende restactiviteit kunnen hebben, maar door glycyrrhizine vrijwel inactief worden gemaakt, waardoor dan een vorm van ‘apparent mineralocorticoid excess’ ontstaat. Deze relatie hebben wij in de literatuur nog niet kunnen vinden. Polymorfismen van 11-β-HSD 2 zijn wel reeds vastgesteld bij apparent mineralocorticoid excess en bij zoutgevoelige hypertensie.2 3
De afgelopen 40 jaar is er veel casuïstiek gepubliceerd over ernstige drophypertensie; over geassocieerde rabdomyolyse zijn rond de 30 gepubliceerde casussen voorhanden. Wordt het niet tijd voor een advies op de verpakking van glycyrrhizinebevattende genotsmiddelen om bij langdurig gebruik in ieder geval de bloeddruk te laten meten?
Adrogué HJ, Madias NE. Sodium and potassium in the pathogenesis of hypertension. N Engl J Med. 2007;356:1966-78.
Kitanaka S, Katsumata N, Tanae A, Hibi I, Takeyama K, Fuse H, et al. A new compound heterozygous mutation in the 11 beta-hydroxysteroid dehydrogenase type 2 gene in a case of apparent mineralocorticoid excess. J Clin Endocrinol Metab. 1997;82:4054-8.
Poch E, González D, Giner V, Bragulat E, Coca A, de la Sierra A. Molecular basis of salt sensitivity in human hypertension. Evaluation of renin-angiotensin-aldosterone system gene polymorphisms. Hypertension. 2001;38:1204-9.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, februari 2008,
Wij danken collega Vrijsen en Rensma voor de waardevolle aanvulling op ons artikel. Het is een interessante theorie dat een ander mechanisme voor de stijging in bloeddruk kan zorgen. In onze literatuur kwamen wij hierover echter niets tegen. Tevens waren er in de studies patiënten bij wie wel een elektrolytverschuiving, natriumretentie en hypokaliëmie werd gezien, maar geen verhoging in bloeddruk. Dit zou in tegenspraak zijn met het voorgestelde mechanisme.
Wat betreft de mutatie van 11-β-HSD 2: het is mogelijk dat hierdoor een soort van verhoogde gevoeligheid kan ontstaan, echter, ook hiervoor hebben wij geen bewijs gevonden.
Tenslotte vinden wij een advies op de verpakking van glycyrrhizinehoudende genotsmiddelen wat ver gaan. Zeker gezien het gebrek aan goed gefundeerd onderzoek. Er is inderdaad veel casuïstiek, maar het ontbreekt aan goede gerandomiseerde gecontroleerde studies, met name voor glycyrrhizine-inname gedurende langere tijd (wat in de praktijk het meest zal voorkomen).