Hoge schadeloosstelling voor hepatitis-C-slachtoffers.

Nieuws
J.B. Meijer van Putten
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1997;141:2263
Download PDF

artikel

Hoge schadeloosstelling voor hepatitis-C-slachtoffers. – Twee door een bloedtransfusie met hepatitis C besmet geraakte broers hebben samen van het Hof van Beroep in de Franse stad Montpellier een schadevergoeding gekregen van 2,5 miljoen frank (ruim 800.000 gulden). De beide broers zijn in de jaren tachtig in het bloedtransfusiecentrum van Montpellier besmet geraakt. Het centrum werd schuldig bevonden omdat het volgens de rechters geacht mocht worden ‘veilige, gezonde bloedproducten, vrij van ziektekiemen’ af te leveren. Deze rechterlijke uitspraak vormt een ware bedreiging voor de Franse verzekeraars. Er zijn namelijk nog zeker duizend andere klachten ingediend en epidemiologisch onderzoek wijst erop dat er in Frankrijk vermoedelijk meer dan een half miljoen mensen met hepatitis-C-virus besmet zijn, velen vooralsnog zonder dat te weten Le Monde, 21 oktober).

Bernard Kouchner, de staatssecretaris van Volksgezondheid, vindt het aantal van 500.000 besmette mensen indrukwekkend, maar zegt het vooral verontrustend te vinden dat een groot deel van deze mensen helemaal niet weet dat zij besmet zijn, met alle risico's voor een verdere overdracht. Kouchner wil daarom een campagne opzetten om de bevolking ertoe aan te zetten zich anoniem en gratis te laten testen.

Op de vraag hoe het nu verder moet met de schadeloosstelling van de patiënten zegt Kouchner: ‘Op dit moment is die het resultaat van een lange, moeizame en voor de patiënten soms vernederende procedure. Daarom denk ik dat een “wet op het therapeutisch risico” onmisbaar is. Er moet duidelijkheid geschapen worden, vooral ook voor de verzekeringsmaatschappijen die gealarmeerd zijn door schadevergoedingen van potentieel honderden miljarden franken.’

Ook in andere landen is men verontrust over de overdracht van hepatitis C via bloedtransfusie. In de VS wil men patiënten gaan opsporen die voor 1992 – het jaar waarin men begon te testen op hepatitis C – een bloedtransfusie hebben ontvangen. Veel verwacht men daar overigens niet van; de opsporing van ontvangers van voor 1990 zou praktisch onmogelijk zijn vanwege het gedecentraliseerde Amerikaanse gezondheidszorgsysteem. In Groot-Brittannië is men ook met de opsporing van mensen met een verhoogd risico bezig en daar is de kans dat dat lukt aanmerkelijk hoger dan in de VS. Er loopt in Groot-Brittannië namelijk sinds 1995 een ‘lookback’-programma, dat tot vijftien jaar terugkijkt. Britse transfusiecentra hebben de opdracht gekregen alle potentieel besmette donaties van vóór september 1991 te identificeren. Dit proces is nu voor 60 voltooid (Nature Medicine 1997;3:1060).

Inmiddels is in Groot-Brittannië het aantal gevallen van primaire leverkanker de laatste 15 jaar bijna verdubbeld van 2,39 naar 3,56 per 100.000 mannen en van 1,08 naar 2,22 per 100.000 vrouwen (Lancet 1997;350:1142-3;)(figuur). Het is onbekend of deze scherpe toename met hepatitis C te maken heeft. Bij de helft van de dragers van het hepatitis-C-virus wordt de aandoening chronisch, bij 1 op de 5 van hen ontstaat levercirrose, die zich op zijn beurt weer in 1 op de 2 gevallen tot leverkanker ontwikkelt. Het is dus heel wel mogelijk dat de toename in leverkanker te maken heeft met hepatitis-C-besmettingen die zich tien, twintig jaar geleden hebben afgespeeld.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties