Samenvatting
Doel
Nagaan wat door deelnemers aan een klinisch onderzoek (het Nederlands ‘transient ischaemic attack’ (TIA)-onderzoek) onthouden werd van de informatie die zij hadden gekregen toen hun werd gevraagd deel te nemen.
Plaats
Academisch Ziekenhuis te Utrecht en het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam
Opzet
Descriptief onderzoek.
Methode
Van de in totaal 308 deelnemers uit 2 van de 63 klinische centra die bij het TIA-onderzoek betrokken waren (het Academisch Ziekenhuis te Utrecht en het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam) werden 100 door loting geselecteerde patiënten telefonisch benaderd. Negentien werden niet ondervraagd, de meesten omdat zij niet over telefoon beschikten. Een gewogen score werd toegekend op basis van de antwoorden, waarna de invloed van enige achtergrondvariabelen werd onderzocht. Tevens werd de moeilijkheidsgraad van de schriftelijke informatie die de patiënten hadden ontvangen, geanalyseerd met behulp van de tests van Flesh en Fry.
Resultaten
De diagnose was bij 86 van de patiënten in voldoende mate bekend. De naam en de werking van het onderzochte geneesmiddel acetylsalicylzuur waren beter bekend dan die van het middel atenolol. Over het geheel waren patiënten beter op de hoogte van de aandoening en de behandeling dan van de opzet van het onderzoek. Van de onderzochte achtergrondvariabelen bleek alleen de opleiding significant van invloed te zijn op wat de patiënten hadden onthouden. De schriftelijke informatie liet achteraf wat begrijpelijkheid betreft te wensen over.
Hoewel in dit onderzoek niet werd uitgegaan van een aselecte steekproef lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de mate van geïnformeerd-zijn in dit klinisch onderzoek niet optimaal was.
Reacties