artikel
Ruim de helft van de landen was organisatorisch voorbereid om de COVID-19-uitbraak op te vangen, terwijl 18% (zeer) weinig mogelijkheden had om op een dergelijke infectieziekte te reageren. Dat concludeert de World Health Organisation (WHO) op basis van de jaarlijkse rapporten van 182 landen over 2018 (Lancet. 2020;395:1047-53).
Sinds de implementatie van de International Health Regulations in 2007 rapporteert ieder land jaarlijks op 24 indicatoren van voorbereiding op bedreigingen voor de volksgezondheid. Met terugwerkende kracht keken onderzoekers van de WHO naar de 18 indicatoren die hadden kunnen bijdragen aan een goede voorbereiding op de huidige COVID-19-pandemie. Op iedere indicator kon een land scoren van 1 (zeer weinig mogelijkheden) tot 5 (hoogstaande en duurzame mogelijkheden).
De hoogste gemiddelde score (5) werd gehaald door 38 landen, waaronder 18 landen in Europa. In totaal scoorden 104 landen (57%) gemiddeld een 4 of 5. Zij hebben dus de infrastructuur om een infectieziekte te ontdekken, adequaat te reageren en verspreiding te voorkómen. Landen met score 1 of 2 (n = 32; 18%) kunnen dit niet zonder hulp van buitenaf. Twee derde van deze landen ligt in Afrika.
Hoopgevend is dat drie kwart van de landen (n = 138) goed of zeer goed scoort op detectie-indicatoren zoals de aanwezigheid van testlaboratoria en waarschuwingssystemen om vanuit de periferie snel de landelijke autoriteiten te bereiken. Dergelijke infrastructuur droeg bij aan de tijdige herkenning van COVID-19, de snelle beschikbaarheid van reagentia voor testen en de vroege genetische sequencing.
De gebruikte indicatoren vormen een grove maat van de aanwezige infrastructuur in een land en zeggen niets over de mate waarin deze infrastructuur functioneert. Bovendien geeft de huidige rapportage alleen geaggregeerde cijfers per cluster van indicatoren en per continent. De WHO belooft een ‘gereedheidsdashboard’ te ontwikkelen dat de data in meer detail toont, zodat verbeterpunten per land inzichtelijk worden.
Reacties