HIV-prevalentie bij zwangeren in en rond Amsterdam in 1989

– The HIV prevalence among pregnant women in 3 hospitals in Amsterdam was found to be 0.28 in 1988. As the population of these 3 hospitals is not representative of all pregnant women in Amsterdam, this study – which is done on a voluntary basis – in 1989 was slowly extended to all hospitals, clinics and practices of midwives. Of 5,176 pregnant women who were eligible in 1989, 4,812 (93.0) participated in the study. Non-Dutch women were overrepresented among the refusers. Antibodies to HIV were found in 54,812 women (0.10, 95 confidence interval 0.01-0.19) and all 5 infected women reported an AIDS risk factor either for themselves or for their present or previous partner(s). Three of the infected women were only tested during the third trimester; the 2 others were tested in the first trimester of their pregnancy and underwent an abortion. The prevalence in 1989 was lower than that found in 1988 and this may have been influenced by an increased effort to counsel seropositive women – and especially intravenous drug users – on the risk of pregnancy.

Samenvatting

In 1988 bleek in 3 Amsterdamse ziekenhuizen de HIV-prevalentie onder zwangeren 0,28 te zijn. Aangezien de populatie van deze 3 ziekenhuizen niet representatief is voor alle zwangeren in Amsterdam, werd het onderzoek dat op vrijwillige basis geschiedt in 1989 geleidelijk uitgebreid naar alle Amsterdamse ziekenhuizen, poliklinieken en verloskundige praktijken. Van de 5.176 zwangeren die in 1989 in aanmerking kwamen, namen 4.812 (93) deel. Evenals in 1988 waren buitenlandse vrouwen onder de weigeraarsters oververtegenwoordigd. Bij 5 van de 4.812 zwangeren (0,10, 95-betrouwbaarheidsinterval 0,01-0,19) werden antistoffen tegen HIV aangetoond en alle 5 geïnfecteerden meldden tot een risicogroep voor AIDS te behoren. Van de geïnfecteerde vrouwen kwamen 3 in het derde trimester voor de eerste zwangerschapscontrole; de 2 anderen kwamen in het eerste trimester en ondergingen een abortus provocatus. De gevonden lagere prevalentie in 1989 ten opzichte van 1988 zou er op kunnen wijzen dat de voorlichting omtrent anticonceptie aan vrouwen van wie bekend is dat zij seropositief zijn, verbeterd is.