Samenvatting
Doel
Beschrijving van het natuurlijke beloop van otitis media met effusie (OME) bij peuters.
Opzet
Longitudinaal follow-up-onderzoek.
Plaats
Nijmegen; bij de deelnemers thuis.
Patiënten en methoden
Een compleet cohort van 1439 kinderen geboren tussen september 1982 en augustus 1983 en woonachtig in Nijmegen op de leeftijd van 24 maanden werd uitgenodigd voor deelname aan periodiek onderzoek van de middenoorfunctie m.b.v. tympanometrie (GSI-27) met een interval van 3 maanden. In totaal zijn 9 metingen per kind uitgevoerd tussen de leeftijd van 24 en 48 maanden. Een vlak tympanogram werd geclassificeerd als OME. De deelname bedroeg 92, maar bruikbare gegevens waren beschikbaar van 2242 oren uit de 1e ronde tot 1990 oren van kinderen op 4-jarige leeftijd. De gegevens van 56 kinderen die trommelvliesbuisjes kregen, zijn vanaf het moment van behandeling buiten beschouwing gelaten.
Resultaten
Bij 9,3 (95-BI 7,0-11,6) van de oren bleek sprake van OME bij minstens 4 achtereenvolgende metingen. Bij nog eens 23,4 (20,1-26,8) van de oren persisteerde de OME 2 of 3 metingen achter elkaar. Enkelvoudige of recidiverende vlakke tympanogrammen kwamen voor bij resp. 20,4 (17,2-23,6) en 11.6 (9,0-14,1) van de oren.
De kans op herstel in de loop van de follow-up bleek goed te beschrijven met een functie die overeenkomt met een verbetering van 50 per 3 maanden. In totaal bleek OME bij 50 van alle genezen oren één of meer keer te recidiveren.
Conclusie
Het beloop blijkt zeer wisselend met een sterke oververtegenwoordiging van korte ziekte-episoden en een sterke neiging tot spontaan herstel en recidieven. De gegevens komen overeen met die van Deense onderzoekers. Een veelgebruikte interpretatie van deze gegevens, namelijk dat de herstelkans na 3 maanden afneemt, is echter onjuist gebleken. Deze blijft constant op circa 50 herstel per 3 maanden. Over de gevolgen van OME op lange termijn geeft het onderzoek geen informatie.
Reacties