Inleiding
Algemeen gesteld, is een plaatselijke recidivering na een in opzet curatieve behandeling van een maligne tumor een omineus verschijnsel. De vaak ingrijpende en mutilerende primaire behandeling heeft niet tot het gewenste resultaat geleid; een secundaire curatieve behandeling is lang niet altijd mogelijk, waardoor de prognose voor de patiënt meestal infaust is geworden. Bij de grote meerderheid van de patiënten met een mammacarcinoom kan, na zorgvuldige indicatiestelling en bij optimale techniek, een goede plaatselijke genezing bewerkstelligd worden zowel door ablatieve als door borstsparende therapie.
Bij plaatselijke recidivering na borstsparende therapie zijn enkele specifieke aspecten van belang. De gekozen niet-mutilerende behandeling blijkt niet te hebben voldaan. Als secundaire chirurgische behandeling mogelijk is, zal deze, tot grote teleurstelling van patiënte en behandelaar, toch tot de mutilatie leiden die men had willen voorkomen. Patiënte en behandelaar worden bovendien belast met de vraag of bij de ‘klassieke’ behandeling recidivering zou zijn uitgebleven. Ook bij…
Reacties