Samenvatting
Doel
Bepalen van de mate waarin huisartsen zich houden aan de protocollen voor het aanvragen van bloedonderzoek uit de standaarden van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG).
Opzet
Prospectief, observationeel.
Methode
Wij integreerden een op de NHG-standaarden gebaseerde beslissingsondersteunende module voor het aanvragen van bloedonderzoek, BloedLink, in het huisartsinformatiesysteem van 31 huisartsen, werkzaam in 23 praktijken (16 solo). Vervolgens bepaalden wij gedurende 1 jaar (1 maart 1996-28 februari 1997) de ‘protocoladherentie’ door de werkelijke testaanvragen te vergelijken met de aanvraagprotocollen. De ‘protocoladherentie’ werd gedefinieerd als het percentage formulieren per praktijk en per indicatie dat overeenkwam met de adviezen voor bloedonderzoek in de NHG-standaarden. De afwijkingen werden vergeleken met de adviezen in standaarden die waren herzien in de periode maart 1997-oktober 1999.
Resultaten
Van de 12.668 aan het laboratorium aangeleverde aanvraagformulieren werden er 9091 (71) aangemaakt met behulp van BloedLink in plaats van het gebruikelijke papieren formulier. Er waren 12 indicaties goed voor 80,2 van de 7346 formulieren waarbij gebruik werd gemaakt van een in BloedLink voorkomende indicatie. De frequentst gekozen indicatie was ‘vage klachten’ (2209 formulieren; 30,1). In 39 van de 7346 aanvraagformulieren was er ‘protocoladherentie’. Afwijken van het protocol werd vooral veroorzaakt door het toevoegen van tests. Van de 12 frequentst toegevoegde tests werden er 6 genoemd in de aanbevelingen voor bloedonderzoek in de herziene standaarden.
Conclusie
In de huisartspraktijk werd het afwijken van aanvraagprotocollen vooral veroorzaakt door het aanvragen van meer tests dan in het protocol geadviseerd. Dit afwijken van aanvraagprotocollen berustte voor een deel op het toepassen van nieuwe medische inzichten nog voordat deze waren verwerkt in de herziene standaarden.
Reacties