Het maligne melanoom in een eerstelijns pathologisch-anatomisch laboratorium in 1988 en het sproetenbusjaar 1989

Onderzoek
M.M.C. Bosch
M.E. Boon
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:2051-4
Abstract

Samenvatting

In 1988 werden naar ons op de eerstelijn gerichte laboratorium door huisartsen circa 1600 huidbiopten gezonden; 2 hiervan bleken melanomen. In het ‘sproetenbusjaar’ 1989 nam het aantal melanomen toe tot 15 bij circa 3200 ingezonden huidbiopten. Slechts één patiënt‘ bleek direct via deze screening verwezen. Mogelijk speelde het indirecte effect van de begeleidende publiciteitscampagne wel een rol. De 17 melanomen hebben epidemiologische overeenkomsten met de gegevens uit de literatuur. Over het algemeen waren zij echter klein van afmeting: de mediane doorsnede bedroeg 5 mm. Bij meer dan 70 was de diepte bij meting volgens Breslow < 1 mm. De rol die de huisarts bij de detectie van het melanoom kan hebben, wordt besproken. Uit het door ons onderzochte materiaal lijkt de eerstelijn zich aan de geformuleerde richtlijnen te houden: huisartsen excideren alleen weinig verdachte huidafwijkingen, met een marge van minimaal 1 mm, en laten de biopten histologisch onderzoeken.

Auteursinformatie

Leids Cytologisch en Pathologisch Laboratorium, Postbus 16084, 2301 GB Leiden.

Mw.M.M.C.Bosch; dr.M.E.Boon, patholoog-anatoom.

Contact mw.M.M.C.Bosch

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties