Het gebruik van middelen bij euthanasie en hulp bij zelfdoding in de huisartspraktijk

Onderzoek
G. van der Wal
J.Th.M. van Eijk
H.J.J. Leenen
C. Spreeuwenberg
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136:1299-305
Abstract

Samenvatting

Een explorerend descriptief, retrospectief onderzoek werd verricht naar het gebruik door huisartsen van middelen bij euthanasie of hulp bij zelfdoding, primair over de periode 1986-1989. Daartoe werden gegevens verzameld via een anonieme schriftelijke enquête onder een aselecte steekproef van Noordhollandse huisartsen (n = 521) en van huisartsen uit de rest van Nederland (n = 521). De enquête bevatte onder meer vragen over de laatste toepassing. Tevens werden processen-verbaal van door Noordhollandse huisartsen toegepaste euthanasie of hulp bij zelfdoding geanalyseerd (n = 263).

De respons op de enquête was 67; de niet-responderende huisartsen verschilden niet van de responderenden. Er konden 388 gevallen worden geanalyseerd. Het gebruik van euthanatica door de huisartsen uit Noord-Holland en de rest van Nederland verschilde niet. Er werden meer dan 40 verschillende middelen gebruikt, de meeste incidenteel. De meest gehanteerde middelen (of combinaties) waren een benzodiazepine met een neuromusculair werkend spierrelaxans (NWS) (23), een barbituraat met een NWS (20), barbituraten (15) en opioïden (12). De meeste euthanatica werden intraveneus toegediend (61, waaarvan 5 per infusionem), oraal 12, inntramusculair 12, rectaal 3 en subcutaan 2. De toegediende hoeveelheden liepen zeer uiteen. Het gemiddelde tijdsverloop van het begin van de uitvoering tot overlijden was 3,8 h (uiterste waarden: ≤ 1 min-72 h). Bij 12 van de gevallen werden complicaties of niet beoogde effecten gemeld. Vergelijking tussen enquêtegegevens en processen-verbaal leverde enkele verschillen op.

Vele huisartsen blijken de richtlijnen van Admiraal en – in mindere mate – die van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie te volgen, òf door directe raadpleging of indirect via overleg met apotheker of collega. Een aanzienlijke groep huisartsen ging niet adequaat met euthanatica om. Nader onderzoek naar en uitwisseling van ervaringen over het gebruik van euthanatica, het ‘ideale’ tijdsverloop en dergelijke is wenselijk.

Auteursinformatie

Geneeskundige Inspectie van de Volksgezondheid voor Noord-Holland, Postbus 3125, 2001 DC Haarlem.

G.van der Wal, geneeskundige inspecteur.

Vrije Universiteit, vakgroep Huisartsgeneeskunde en Verpleeghuisgeneeskunde, Amsterdam.

Prof.dr.J.Th.M.van Eijk, methodoloog.

Prof.dr.H.J.J.Leenen, emeritus hoogleraar sociale achtergronden gezondheid en gezondheidszorg, Amsterdam.

Dr.C.Spreeuwenberg, huisarts, Utrecht.

Contact G.van der Wal

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties