De classificatie volgens Papanicolaou is de afgelopen decennia van grote betekenis geweest voor de ontwikkeling van de cervix uteri-cytologie. Zo onderscheidde ze met de klassen I en II in principe onschuldige afwijkingen ten opzichte van (potentiële) neoplastische veranderingen die als klasse III, IV en V geduid werden. Het gebruik ervan heeft dan ook geleid tot een statistisch significante daling van sterfte aan cervixcarcinoom. Ondanks deze verdiensten van de Pap-classificatie is er in toenemende mate onvrede ontstaan over de aansluiting ervan bij de huidige praktijk van diagnostische (cyto)pathologie van de cervix en de klinische inzichten in de ziekten ervan. De oorspronkelijke indeling van klasse I tot en met V, die nog door Papanicolaou zelf was ingevoerd in 1946, suggereert met name een exactheid die niet met de praktijk overeenkomt. Een duidelijk histopathologisch equivalent, passende bij elke Pap-klasse, ontbreekt. Weliswaar werden er gaandeweg verbanden gelegd tussen bepaalde klassen en histologische beelden, maar…
Het einde van de Pap-classificatie in zicht?
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:51-3
Aanvaard op
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:51-3
Vakgebied
Reacties