Samenvatting
Onderzoek werd verricht naar de effectiviteit van hechtende zinkoxide-tape als additionele therapie bij de gebruikelijke behandeling door het aanbrengen van povidon-jood (10) voor plantaire ulcera bij leprapatiënten in het gebied Sulawesi Tengah, Indonesië. De effectiviteit (mate van wondgenezing, gemeten als oppervlak wondreductie) van deze experimentele therapie werd vergeleken met die van de gebruikelijke therapie alleen. Tevens werd gekeken naar de invloed van het activiteitenniveau op de effectiviteit van de therapieën. Gedurende 6 weken werden 38 leprapatiënten met eenvoudige ulcera met een van de twee therapieën behandeld.
De gemiddelde wondgenezing van respectievelijk de experimentele groep en de controlegroep bedroeg 388 mm² (SD 498) en 260 mm² (SD 260). Bij toetsing van het verschil in wondgenezing met behulp van de t-toets werd geen statistisch significant verschil in effectiviteit van de twee therapieën waargenomen (p = 1,7).
De gemiddelde wondgenezing van de experimentele groep met een hoog en een laag activiteitenniveau bedroeg respectievelijk 342 mm² (SD 226) en 405 mm² (SD 571). De gemiddelde wondgenezing van de controlegroep met een hoog en een laag activiteitenniveau bedroeg respectievelijk 246 mm² (SD 289) en 275 mm² (SD 232). Na toetsing met behulp van variantieanalyse bleek het activiteitenniveau geen statistisch significante invloed te hebben op de effectiviteit van de therapieën (p > 0,1).
Methodologische problemen zijn mogelijk van invloed geweest op de resultaten. Verschillende problemen bij het doen van onderzoek in een ontwikkelingsland worden genoemd. Additioneel onderzoek ten aanzien van het gebruik van zinkoxide-tape voor plantaire ulcera bij leprapatiënten is gewenst.
Reacties