Samenvatting
Om inzicht te krijgen in de incidentie van het klinische vermoeden van longembolie in Nederland en om het diagnostisch beleid en de therapeutische consequenties bij de betrokken patiënten te evalueren, werden alle praktizerende internisten en longartsen in Nederland (de leden van de Nederlandse Internisten Vereniging en de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose) geënquêteerd. Gevraagd werd naar het aantal patiënten dat vanwege het vermoeden van longembolie in de laatste maand was opgenomen en naar het diagnostisch en therapeutisch beleid bij de laatste patiënt.
Van 698 internisten en 272 longartsen werd een antwoord ontvangen (totale respons 73). Het beleid van beide groepen specialisten bleek niet significant te verschillen. In de maand voor de enquête hadden de 970 respondenten 2245 patiënten onder behandeling gehad wegens een klinisch vermoeden van longembolie. Geëxtrapoleerd betekende dit dat bij 2,6 patiënten per 1000 inwoners per jaar in Nederland wordt gedacht aan longembolie. Van de respondenten beschikte 95 over perfusie-ventilatiescan-faciliteiten. Van hen verrichtte 97 een perfusiescan bij vermoeden van longembolie. Hierbij bleek bij 16 van de patiënten de scan normaal te zijn. Bij 71 van de patiënten met een afwijkende perfusiescan werd ook een ventilatiescan gemaakt. In totaal werd 87 van alle patiënten met een abnormale perfusiescan met anticoagulantia behandeld. De uitslag van de ventilatiescan had hierop slechts geringe invloed.
Het klinisch vermoeden van longembolie komt frequent voor. Dat van alle patiënten met een abnormale perfusiescan 87 werd behandeld, duidt op overbehandeling. De diagnostiek van longembolie dient te worden verbeterd.
Reacties