Het aantal carotisoperaties in het Medisch Spectrum Twente vóór en na de publicatie van belangrijk internationaal onderzoek naar het nut van A.-carotisdesobstructie

Onderzoek
L.M. Dijkema
R.H. Geelkerken
P.J.A.M. Brouwers
P. de Smit
R.J. van Det
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:2043-7
Abstract

Samenvatting

Doel

Het effect nagaan van goed wetenschappelijk onderzoek op de behandeling van de extracraniële stenose van de A. carotis interna.

Opzet

Retrospectief en vergelijkend.

Plaats

Medisch Spectrum Twente, Enschede.

Methode

De relevante gegevens van 2 jaar carotischirurgie vóór (1989-1990; periode I) en na de publicatie van twee gerandomiseerde multicentrische onderzoeken (1994-1995; periode II) werden met elkaar vergeleken.

Resultaten

Het aantal operatief behandelde patiënten en het aantal carotisdesobstructies was in periode II met respectievelijk 339 en 319 toegenomen. In periode I had 25 van de patiënten een asymptomatische ipsilaterale stenose van de A. carotis interna; in periode II was dit gedaald tot 11. In periode I had 65 van de patiënten een stenose groter dan 70 van de vatdiameter; in periode II bedroeg dit 85. De gecombineerde sterfte en blijvende invaliderende morbiditeit na 30 dagen was in periode I 6 en in periode II 3.

Conclusie

Na de publicatie van twee hooggekwalificeerde onderzoeken in 1991 nam het aantal carotisoperaties met meer dan 300 toe. De indicaties voor de operatieve behandeling van de stenose waren in periode II eerder strikter dan ruimer geworden. De toename van het aantal carotisdesobstructies kan verklaard worden doordat huisarts en neuroloog anders naar de vaatchirurg zijn gaan verwijzen. Deze verandering van het verwijspatroon kan het gevolg zijn van het toepassen van ‘evidence-based’ geneeskunde.

Auteursinformatie

Medisch Spectrum Twente, Postbus 50.000, 7500 KA Enschede.

Afd. Vaatchirurgie: mw.L.M.Dijkema, co-assistent (thans: assistent-geneeskundige, Ziekenhuis De Weezenlanden, afd. Thoraxanesthesiologie en Intensive Care, Zwolle); dr.R.H.Geelkerken, dr.P.de Smit en R.J.van Det, vaatchirurgen.

Afd. Neurologie: dr.P.J.A.M.Brouwers, neuroloog.

Contact dr.R.H.Geelkerken

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

A.F.H.
Stalenhoef

Nijmegen, september 1998,

Onlangs zijn de definitieve resultaten gepubliceerd van de ‘European carotid surgery trial’ (ECST), met heel duidelijke conclusies.1 Chirurgisch ingrijpen bij een symptomatische stenose (transiënte of milde ischemische vasculaire gebeurtenis) is alleen gerechtvaardigd bij ongeveer 80% occlusie van het vat; bij een lager percentage wegen de risico's van de ingreep niet op tegen het positieve effect ervan. Een andere conclusie is dat wanneer de symptomen op het moment van beoordeling langer dan 3 jaar bestaan, er geen zekerheid is of een ingreep nuttig is, omdat het risico van een beroerte nadien in de groep met medicijnen sterk afneemt. Deze resultaten komen overeen met de definitieve resultaten van de ‘North American symptomatic carotid endarterectomy trial’ (NASCET), waarbij bescherming door operatieve behandeling werd gezien bij symptomatische patiënten met een stenose van 75%, zoals gemeten met de methode gebruikt in de ECST.2

Het retrospectieve onderzoek van Dijkema et al. (1998:2043-7) is nog gebaseerd op de interimresultaten van genoemde onderzoeken. De auteurs stellen vast dat het aantal carotisoperaties sterk is toegenomen na publicaties van deze rapporten, ondanks een striktere indicatiestelling. Zij verbinden daar nogal stellig de onbewezen conclusie aan dat het aantal invaliderende herseninfarcten daardoor is verminderd.

Bij controle van de gegevens in het artikel van Dijkema et al. blijkt dat ook in de tweede periode nog steeds 11% van de geopereerde patiënten asymptomatisch is en 14% een carotisstenose had kleiner dan 70%. Maximaal 25% van de patiënten had dus volgens genoemde recente criteria niet geopereerd hoeven te worden. Een nog striktere indicatiestelling voor deze operatie zou mijns inziens moeten leiden tot een verdere afname van het aantal operaties in plaats van een toename.3

A.F.H. Stalenhoef
Literatuur
  1. European Carotid Surgery Trialists' Collaborative Group. Randomised trial of endarterectomy for recently symptomatic carotid stenosis: final results of the MRC European carotid surgery trial (ECST). Lancet 1998;351:1379-87.

  2. Donnan GA, Davis SM, Chambers BR, Gates PC. Surgery for prevention of stroke. Lancet 1998;351:1372-3.

  3. Stalenhoef AFH. Cholesterol: van concept naar consensus [oratie]. Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen, 1998.

R.H.
Geelkerken

Enschede, oktober 1998,

Wij danken collega Stalenhoef voor zijn heldere commentaar. Zijn stellingname geeft ons de gelegenheid een en ander nader toe te lichten.

Wij hebben inderdaad niet bewezen dat het aantal invaliderende herseninfarcten door ons beleid in de tweede periode (1994-1995) is afgenomen. Onze conclusie is dat beleid gebaseerd op het toepassen van gedegen wetenschappelijk onderzoek heeft geleid tot een verdrievoudiging van het aantal carotisoperaties in ons ziekenhuis. Alle interimresultaten van de ECST en de NASCET maakten destijds aannemelijk dat opereren bij een stenose van meer dan 70% zinvol zou zijn. Dit percentage werd door ons gehanteerd in de tweede periode. Ook liggen onze operatiesterfte en -morbiditeit ruim onder de daarvoor geldende richtlijnen.1 Gezien dit alles moet Stalenhoef het dus wel met onze suggestie eens zijn dat, mede doordat het ‘Twentse’ beleid is aangepast aan de in de betreffende periode bekend zijnde literatuur, een relevant aantal invaliderende herseninfarcten in onze regio moet zijn voorkomen.

Onlangs zijn de definitieve resultaten van de ECST gepubliceerd.2 Hieruit blijkt dat een stenose van 80% van de origo van de A. carotis interna de operatie-indicatie is voor een carotisdesobstructie, bij aanwezigheid van recente ipsilaterale neurologische milde symptomen, bij een patiënt met een redelijke levensverwachting en bij een operatiesterfte en blijvende morbiditeit beneden 7%. Wij zijn van mening dat het rigide hanteren van deze 4 voorwaarden voorbijgaat aan het belang van de patiënt. Hiervoor zijn verschillende argumenten aanwezig.

Het vaststellen van een stenose van 80% kent een duidelijke inter- en intraobservervariatie.3 De Europese en Amerikaanse trials gebruiken verschillende definities voor het vaststellen van de graad van stenosering.4 Het hanteren van lagere stenosepercentages wordt geadviseerd bij een morbiditeit en sterfte onder de 5%.1 5 De optimale behandeling van de asymptomatische progressieve significante stenose,6-8 en van de symptomatische milde stenose die gepaard gaat met een ipsilateraal echolucent type-C-ulcus,9-13 is onderwerp van lopend prospectief onderzoek en komt ter sprake in gerenommeerde tijdschriften.

Uit het voorafgaande blijkt dat, waar het indicatiegebied minder duidelijk is, brede en interessante discussies gevoerd worden. Ongetwijfeld zal Stalenhoef beamen dat een ‘ja’ of ‘nee’ in deze randgebieden niet bestaat. Wij prijzen ons gelukkig met een open discussie tussen neurologen, internisten, interventieradiologen en vaatchirurgen. Wij discussiëren diepgaand over het grijze indicatiegebied en proberen naar beste kunnen de patiënt een op maat gesneden advies te geven. Op dit moment zijn er geen doorslaggevende publicaties voor de genoemde randgebieden; een nog striktere indicatiestelling zal zeker het aantal carotisoperaties doen afnemen, maar of de Twentse patiënt hiermee gebaat is, staat op zijn minst ter discussie.

R.H. Geelkerken
P.J.A.M. Brouwers
L.M. Dijkema
P. de Smit
R.J. van Det
Literatuur
  1. Ad Hoc Committee American Heart Association. Guidelines for carotid endarterectomy. Stroke 1995;26:188-201.

  2. European Carotid Surgery Trialists' Collaborative Group. Randomised trial of endarterectomy for recently symptomatic carotid stenosis: final results of the MRC European carotid surgery trial (ECST). Lancet 1998;351:1379-87.

  3. Rothwell PM, Gibson RJ, Slattery J, Warlow CP. Prognostic value and reproducibility of measurements of carotid stenosis. A comparison of three methods on 1001 angiograms. European Carotid Surgery Trialists’ Collaborative Group. Stroke 1994;25:2440-4.

  4. Rothwell PM, Gibson RJ, Slattery J, Sellar RJ, Warlow CP. Equivalence of measurements of carotid stenosis. A comparison of three methods on 1001 angiograms. European Carotid Surgery Trialists' Collaborative Group. Stroke 1994;25:2435-9.

  5. Donnan GA, Davis SM, Chambers BR, Gates PC. Surgery for prevention of stroke. Lancet 1998;351:1372-3.

  6. Halliday AW. Asymptomatic carotid stenosis - looking for a sensible strategy. Eur J Vasc Endovasc Surg 1996;12:389-90.

  7. Hobson 2d RW, Weiss DG, Fields WS, Goldstone J, Moore WS, Towne JB, et al. Efficacy of carotid endarterectomy for asymptomatic carotid stenosis. The Veterans Affairs Cooperative Study Group. N Engl J Med 1993;328:221-7.

  8. Rockman CB, Riles TS, Lamparello PJ, Giangola G, Adelman MA, Stone D, et al. Natural history and management of the asymptomatic, moderately stenotic internal carotid artery. J Vasc Surg 1997; 25:423-31.

  9. Geroulakos G, Domjan J, Nicolaides A, Stevens J, Labropoulos N, Ramaswami G, et al. Ultrasonic carotid artery plaque structure and the risk of cerebral infarction on computed tomography. J Vasc Surg 1994;20:263-6.

  10. Hayward JK, Davies AH, Lamont PM. Carotid plaque morphology: a review. Eur J Vasc Endovasc Surg 1995;9:368-74.

  11. Geroulakos G, Hobson RW, Nicolaides A. Ultrasonographic carotid plaque morphology in predicting stroke risk. Br J Surg 1996;83:582-7.

  12. Park AE, McCarthy WJ, Pearce WH, Matsumura JS, Yao JS. Carotid plaque morphology correlates with presenting symptomatology. J Vasc Surg 1998;27:872-8.

  13. European Carotid Plaque Study Group. Carotid artery plaque composition - relationship to clinical presentation and ultrasound B-mode imaging. Eur J Vasc Endovasc Surg 1995;10:23-30.