In november 2003 bracht een commissie van de Gezondheidsraad het adviesrapport ‘Hersenletsel bij boksers en voetballers’ uit, op verzoek van de toenmalige staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.1 Als voorbeeldsporten werden boksen en voetbal gekozen, onder meer omdat er – vooral over boksen – voldoende wetenschappelijke gegevens bekend zijn. Mede aanleiding tot het verzoek om advies waren vragen die in 1997 in de Tweede Kamer waren gesteld, waarbij zorgen geuit waren over het ontstaan van hersenschade bij sport in het algemeen en waarbij geïnformeerd was naar het toepassen van neurologisch onderzoek bij de preventie van (voortschrijdende) schade bij boksen.
Het risico van hersenletsel is bij boksen inherent aan de sport; het doel is immers de tegenstander knock-out te slaan, wat tenminste gepaard gaat met commotio cerebri. Bij voetbal is hersenletsel mogelijk door overtreding van de regels (bijvoorbeeld door een elleboogstoot), door ongelukjes, of wellicht door veelvuldig koppen. In het…
Reacties